Expressie

april 8th, 2022

Ik zie ‘n gedicht in je gezicht
Als ik van dichtbij 
in je wangen knijp
Zie ik ‘m nog beter

Je veelzijdigheid zichtbaar
Van alle kanten

Sproetige zinnen
Oude woorden met een baard

Staalblauwe klanken
Zoet en sprankelend van aard

Brauwen die snauwen
Zwoelige fronsen
vol klinkende gedachten
Wimpers die wachten

Je neus geeft me vleugels
Met je ogen dicht je mee

Waanzinnig

mei 30th, 2021

Ik voel me één met woorden
Ik ben bijzinnen
Zo recht uit mijn hart
Naar het puntje van mijn tong

Als woorden tekort schieten
taal ik naar
harde grommen in steen en
zoet gezang van chocoladeletters

Hun betekenis,
of liever, beschrijvenis:
Ranke klanken in
bulderende blokletters

Mijn zinnen
Onzinnen
Gillende grauwels
van woorden zonder taal

Als condens achter mijn ogen
Hoofdletters
worden lijfletters
En kreten van plezier

Lusten

oktober 1st, 2020

Ik zie je adem
Ik proef de sfeer
Ik hoor je hunker
Mijn hart praat te keer

Ik ruik je warmte
Ik beluister je blikken
Je zindert in stilte
Ik voel je ogen prikken

Ik raak je emoties
We vertragen heel gauw
Jouw huid wil mijn haar en
Ik lust je ‘wauw’

Nachtb(l)ind

augustus 3rd, 2020

Mijn glimlach wil weer buitenspelen
Mijn hart klopt aan de deur
Mijn knieën willen knikkeren
Mijn oren krijgen kleur

Mijn sproeten willen zonnestralen
Mijn neus een zwoele vleug
Mijn slapen willen wakker worden
En ruik jij ook die teug?

Mijn armen willen kippenvellen
Aan het frisse strand
Wou je met me mee gaan zwemmen?
Je hakken in het zand?

Mijn oren willen lellebellen
Nog voor de dag begint 
Ik hoop je wilt me vergezellen
En dat de nacht ons bindt 

Zonder met

mei 29th, 2020

Je bent zo heerlijk in mijn straatje
Jij bent hier en ik ben daar
Je bent met afstand mijn allerbeste 
Heerlijk zonder met elkaar

Kom zo dichtbij dat je me net niet aanraakt
Tref me vol maar bij verstek
Plaag me maar vanuit de verte
Wek hunkering naar jouw vertrek 

Nabijheid is zo zoet en tergend
Verlangen echter telkenmale méér
Illusies en dromen stoeien om de finale
Wéér net niet, please, nog één keer

Taal van de liefde

mei 11th, 2020

Coeur je hart
Is het nog kind?
Beat het nog liefde,
of is het slechts smart?

Meet je minnen
Kijk of je de liefde believed
Luister, hear
Anders fool je het van binnen

Ambigu

april 10th, 2020

Vermaak mijn hart
Zo past het bij jou

Verlicht mijn ziel
en zwaarte schijnt

Verbind mijn pijn
Leg mooie verbanden

Verhaal mijn smart 
Vorder in taal die zingt

Vroeg

april 6th, 2020

Mijn hoofdje toont zich sterk en slim
Mijn handjes zo heel vaardig
Mijn ja-knik staat weer áán vandaag
Mijn ‘ik’ moet altijd aardig

Mijn tandjes klem ik op elkaar
Want ikke mag niet praten
En praten kan ik allerbest
Ik moet het alleen laten

Mijn schouders trek ik op zo hoog
Zowat tot aan mijn oren
Want luist’ren kan ik opperbest
Maar niemand wil me horen

‘Ik’ werkt van vroeg tot laat maar door
Wil stiekem graag gekroeld
‘Ik’ doet zo hard haar best vandaag 
Maar wat ‘ik’ zoekt bekoelt

Wie wegsliktraant ‘ik’ hier doorheen?  
Wie kijkt naar ‘ikkes’ auw?
Wie ziet ‘r hoe alleen ‘ik’ is?
Wie waakt voor lach en rouw?

Ongehoord

maart 24th, 2020

Ik wil gooien
Ik wil iets gooien tegen de muur
Iets van waarde
Ja, het moet echt heel duur

Ik wil smijten 
Ik wil smijten met iets groots
Knallend, bonkend
Heftig schokkend, desnoods

Ik wil snijden 
Ik wil snijden in iets heels 
Flarden maken
En ik wil het luidkeels 

Ik wil horen
Mijn stem zo snoei- en keihard
Zodat ‘ie echoot
Ik wil gehoord zijn in jouw hart

Onder de duim

maart 18th, 2020

Met pijn in mijn hart 
Beken ik een knoop in mijn maag
Mijn verbijsterd verstand
Maakt het hachelijk vandaag

Ben geen knip voor de neus
Maar ‘kmoet ‘t onder de knie
‘t Moet achter de rug
En het lukt me steeds nie’

Met een brok in mijn keel
en gehijg in mijn nek
Glijdt de dag door mijn strot
En ik voel ‘t gebrek

Het komt uit mijn tenen
Die schop onder mijn kont
En met een kok in mijn hals
Vind ik toch de grond

Seizoen

maart 16th, 2020

Ik zei zoen me, laat mijn wereld vervagen
De vogels fiet-fieuwen
Ze willen behagen
Je brengt me van mijn stuk
Ik voel geluk

Ik zei zoen me, gewoon maar zo even
Mijn lentebloed stroomt
en begint weer te leven
Mijn hart maakt een sprong
Ik mis nu al je tong

Ik zei zoen me, nog één maal
De zon streelt mijn sproeten
Mijn hart slaat kabaal  
Kus nog één keer
en daarna zoveel meer

Identimij en jij

maart 10th, 2020

Jij bent zo jij en zo niet mij
Dat ik jou graag heb bij mij & jij

Jij bent zo blij met mij en jij bent zo 
vrij met mij, ik zei “vrij met mij”

Ik ijk op jouw ijk van mij, en wij
zijn wij, en zij zijn zij & wij 

Mijn ‘mij’ en jouw ‘jij’ zijn zó ons bei,
dat zij niet wij zijn, zij zijn zij

Gedaante

maart 1st, 2020

Het kind dat er nóóit was
Het kind dat er óóit was
Je bent zo aanwezig 

Mijn zoon maar zo even
Mijn zoon nooit in leven
Je houdt me zo bezig

Mijn meisje zo klein, daar
Mijn meisje onzichtbaar
Ze voelt zo afwezig

De leegte zo schijnbaar
De pijn zo ondraagbaar
De tranen omzichtig

Veld

februari 20th, 2020

Zie je dat daar?
Dat veld aldaar?
Met die mooie bron?

Ik zie het niet
Wat jij daar ziet
Ik wou dat ik dat kon

Ik wijs het aan 
Laten we gaan
Zo’n prachtig aangezicht

Ik kan het niet
Want ik verschiet
Wat open moet voelt dicht

Loop met me mee
Naar ‘t land van verlee 
Naar ‘t inner zieleveld

Houd mijn hand
Als ik verzand
Mijn tranen zijn geweld

Ik heb je vast
Mijn schouder past
Bij jou, ik voel het al

Wat jij al wist
Dit is de twist
Jouw veld, mijn tranendal

Koper

februari 16th, 2020

‘t Is zo mak’lijk van jou te houden
Dat gaat zomaar van hupsakee
Liefde in een jou-verpakking
Daar ben ik door-het-dolle mee

Diepe liefde voel ik hierzo
Jij zit hier, mooi, warm en lief
En ik kan je zó weer vinden
Wan‘k lees jou als een liefdesbrief

Samen kunnen we alles dragen
Jij mijn steun en toeverlaat
Ik jouw benen en jouw handen
Samen ’wij’ in vol ornaat

Het leven heeft zo vele smaken
‘t Zuur hebben we al wat gehad
Ook die smaak hoort nu bij ‘t leven
Jij bent voor mij ‘t zoet, mijn schat

Ons ’samen’ is nu koperjarig
Op naar goud en diamant
Ik kijk uit naar méér ons samen
Voor altijd mijn zielsverwant

Ingewikkeld

februari 10th, 2020

Wikkel me in warmte
Omarm me keer op keer
Zo kan ik auwe woorden
Verdragen en nog meer

Wikkel me in liefde
Met heel je wil en dank
Dan kan ik bit’re tranen
Verwerken zonder mank

Wikkel ons in samen
Zo heel dicht tegen ons aan
Want zo dichtbij komen
Is nooit hier ver vandaan

Wat is er aan je hand

oktober 9th, 2019

Zoals je daar zit
Hoe voelt je rug
Je nek
Je gebit?

Hoe voelt je hiel
Je boog
Je hart
_en ziel?

En waar zit de breuk
De lurv
De klad
De jeuk?

Hoe voelt die rand
Die knel
Je hand
_en tand?

Mag het er zijn
Het mooi
De pijn
_en dijn?

Lijfspreuk

november 8th, 2018

Maandag overleed mijn moeder. Vandaag was haar crematie. Mijn hoofd kan het niet bijbenen en mijn hart heeft nergens oren naar.

Gedichtje voor mijn moeder (uitvaart)

november 6th, 2018

Wat was je dapper na je angsten
Wat ging het snel na zo’n lange tijd
Wat leek je klein in dit grote gebeuren
Maar jouw dood is nu een feit.

Mamma valt maar houdt zich staande
Ze praat doelloos naar haar punt
In haar zwijgen veel verhalen
Zoveel méér was haar gegund.

Wij gaan verder na jouw stoppen
Het is stil zonder jouw geluid
Wat een reuring geeft die stilte
Maar wij steunden jouw besluit.

We gaan je missen en dat raakt ons
Je was er één uit zes miljard
Doodgewoon en zo bijzonder
Uit ons leven, in ons hart

Dragen

april 2nd, 2018

Sinds driekwart jaar wonen wij op 300 meter afstand van het bos. Verrukkelijk. Als natuurliefhebber is dat voor mij een cadeau van ongekende klasse. De lente ontwaakt in de bomen en de vogels. Het geluid van spechten, die ook aan het bos willen gaan wonen, is overal hoorbaar.

De natuur is ontzettend veerkrachtig maar uiteraard ook onverbiddelijk. Olifanten zijn dieren die bijvoorbeeld, net als mensen, het principe van adoptie kennen. Als een jong zijn moeder kwijt is, en een moeder is haar jong verloren, dan is het mogelijk dat het weesje door de kinderloze moeder wordt geadopteerd. Echter, als een vogel iets mankeert, kan hij niet meer voor zichzelf zorgen en gaat ‘ie domweg dood. Ook als een kuddedier, om welke reden dan ook, de kudde niet meer kan bijhouden, dan zal de kudde het wezentje achterlaten, die vervolgens zichzelf niet staande kan houden. Het wezentje wordt niet opgetild en verder gedragen op de schouders van de een, en vervolgens weer op de rug van de ander.

Gelukkig is de menselijke natuur wezenlijk anders. Als een van ons iets gaat mankeren, dragen wij met zijn allen een klein beetje last. We doen dat sowieso allemaal middels het betalen van verzekeringspremies. Tuurlijk doen we dat ook uit eigen belang want als jij de antilope(n) bent in dit verhaal, dan wil je ook dat je gedragen wordt om toch ver te komen.

Samen, elkaar afwisselend, ver dragen maakt het voor de antilope(r)s mogelijk om te bereiken wat je alleen niet kan. De kudde mensen moet verdragen dat de antiloper niet op eigen benen kan staan en dus ook de kudde nodig heeft. Zolang je de last verdeelt, is het goed te doen, zeker omdat je weet dat als jou wat gaat mankeren, jij ook spreekwoordelijk op handen wordt gedragen als je benen het af laten weten.

Als ver-drager is het soms wel zwaar. Er komt veel bij kijken. Op hoeveel manieren kan je de draaglast aan? Eerst op je schouders, en daarna op je rug?
Wat is er nodig om het vol te houden? En kan dat ‘nodige’ ook nog wanneer de draaglast steeds zwaarder wordt?
Ver-dragers worden in de mensenwereld omgedoopt tot ‘mantelzorgers’. Zij zijn alleen géén kuddedieren. En ook geen pakezels met de draagkracht van een olifant. Het zijn en blijven mensen met hun limieten. Zij moeten hun antilope(r)s heel ver dragen en verdragen dat het voor henzelf nodige vaak tekort schiet. Zij zullen altijd de kracht blijven opbrengen om de extra last te ver-dragen. Ook als ze zelf door de bomen het bos niet meer zien.

Blokje

januari 13th, 2018

Drie maal in de week rijd ik richting mijn werk in mijn overheerlijke superauto. Mijn leopardtank-op-schaal en in de vorm van een vijf jaar jonge Toyota Aygo. Ik voel me heerlijk in dat kleine koekblikje. En als de tank vol is, dan ervaar ik dat als een krachtig symbool van vrijheid en mogelijkheden. Voor zolang als het duurt dan.

Die Aygo heeft een wat rudimentaire benzinemeter. Het bestaat niet uit een wijzertje dat traploos zakt als het benzinepeil daalt. Een Aygo heeft een digitale reeks van zes zwarte blokjes in het dashboard die plots verdwijnen als de vrijheidsrijder zoveel kilometers heeft gereden.
Dat symbool van vrijheid van mijn ‘tank’ met volle tank is heel sterk voor mij. Het maakt zelfs dat ik mijn auto alweer voltank als van de zes blokjes er slechts drie zijn weggereden. Wát een fijn gevoel, die volgetankte auto altijd ter beschikking.

Ondanks dat ik naast “partner van” ook maar gewoon mens ben, vind ik dat ik mijn plezier mag hebben, genieten van mijn auto, mijn baan en mijn vrijheid. In theorie dan. Als ik in mijn geliefde auto zit en naar mijn fantastische baan rijd, blijft altijd dat knagende gevoel dat mijn lief ook dolgraag in zijn eigen auto was gestapt om naar zijn baan te gaan. Daar heeft die MS helaas een blokje voor gestoken. Ik vind het moeilijk om die gedachten te blokken wanneer ik geniet van mijn eigen lolletjes in mijn leven. Mijn zes benzineblokjes worden struikelblokjes als ik denk aan mijn man die dit gevoel heeft moeten afstaan. Dat gevoel van bewegingsvrijheid, kunnen gaan en staan waar je wilt. Hij kan niet gaan en staan waar hij wil, want hij struikelt steeds vaker, en kan niet meer werken zoals hij ooit deed en liefhad. En zijn energie is zo laag dat het lijkt of zijn eigen brandstof structureel op reserve staat en er niet eens meer één blokje aan brandstof in hem zit.

Was het maar zo makkelijk om mijn lief even bij te tanken. Zijn struikelblokjes omzetten in blokjes en vol brandstof weer vrij te kunnen bewegen. Maar wie weet wat de toekomst brengt? Wie weet heeft de wetenschap ooit een rudimentair blokjesmetertje voor MS’ers die hen vertelt wanneer en vooral hoe ze weer kunnen bijtanken.

Ouder

november 12th, 2017

Ik herinner me nog dat ik als kind zijnde vond dat het soms zó lang duurde voordat ik weer jarig was. Dagen voelden als weken en weken voelden als maanden. Ik telde meerdere malen per dag het aantal nachtjes slapen die het nog duurde tot de grote dag, in de hoop dat ik me alle voorgaande keren had misteld, maar dat gebeurde nooit. Ik snapte er dan ook helemaal niets van als mijn ouders zeiden dat zij juist het gevoel hadden dat de tijd voorbij vloog.

Nu ik zelf ouder ben, snap ik hoe het werkt dat je als volwassene ervaart dat de tijd toch vliegt. En dit terwijl je een kind het gevoel heeft dat de tijd kruipt. Immers, één jaar in het leven van een kind van tien, is tien procent van het hele leven van dat kind op dat moment. Maar een jaar in het leven van iemand van veertig jaar, is dan slechts twee-en-een-half procent van diens leven. Je zou kunnen zeggen dat de tijdsbeleving van één jaar voor iemand van veertig dus vier keer zo snel gaat als één jaar in het leven van een kind van tien.

Mijn liefs MS maakt dat we ons grotendeels aan huis of aan de omgeving gebonden voelen. In slechtere periodes zijn we veelvuldig thuis. Ondanks dat we graag bij elkaar zijn en een heerlijk huis hebben, smelten de dagen tot een klomp van tijd die achteraf niet meer uit te pluizen is naar zaterdagen of zaterweken. De tijd vliegt, net zoals mijn ouders vroeger voorspelde. Buren rijden bepakt en bezakt de straat uit naar Spanje en rijden aan de andere kant de straat alweer in. Ik knipper met mijn ogen en de zomer maakt alweer plaats voor december.

Mijn ooit gedroomde gezin met 2,3 kinderen, die net als ik vroeger de klok maar niet verder hadden kunnen kijken, staan in mijn gedachten al te trappelen tot kerst, met boom en lampjes en koek en kransjes zijn intrede doet. Als die gedachte weer verdwijnt, komt de volgende alweer op: ik word nooit moeder, maar wel ouder… Maar dat ouder worden doe ik dolgraag met mijn lief. Met of zonder zaterweken en zonmaanden. En mettertijd vertraagt de tijd weer want samen worden we met ons tweetjes gauwe vandagen.

Weet-je

juli 27th, 2017

Ik ben zo iemand die van die rare weetjes weet. Bijvoorbeeld dat als je twee jaar lang, onafgebroken de ruimte in zou kunnen lopen, dan zou je de maan bereiken. En dat als je ergens heel erg veel trek in hebt, dat dat gemiddeld genomen vier minuten duurt tot die trek weer afneemt. Dat er in een condoom 65 liter water kan en waarom de wielen van rijdende auto’s in films achteruit lijken te draaien. En nog veel meer, hoor. Gewoon geinige weetjes die het leuk doen op feestjes.

Ik ben uiteraard niet de enige met honger naar feitjes. Wetenschappers dragen de naam “weten” al in hun titel. Die hebben van hun spreekwoordelijke honger een sport gemaakt. Uhm, ik bedoel hun beroep, natuurlijk. Zij willen weten hoe alles werkt, het universum, de natuur, het menselijk lichaam, en dat bij voorkeur tot op atoom-niveau of nog kleiner. ‘Weten’ geeft een bepaalde rust. Als je het weet, is de honger gestild. Heel extreem voorbeeld misschien, maar als iemand overleden is, zeker wanneer het een geliefde is, willen we weten waardoor diegene overleden is en of het voorkomen had kunnen worden. Weten is dan essentieel voor het verwerken. Niet-weten is bijna onverdraaglijk.

Zouden wetenschappers nou ook een soort paniek voelen als ze een antwoord op een jarenlang lopende kwestie maar niet beantwoord krijgen? Stel, je bent neurobioloog of iets van die orde, en je zoekt al vele jaren naar de oorzaken en vooral ook een oplossing voor MS, maar je blijft maar in een kringetje ronddraaien zonder verder te komen. Zou je dan hélémaal gestoord worden van de almaar uitblijvende antwoorden? Of is die hevige trek naar antwoorden ook na vier minuten gestild?

De dagelijkse routine van mijn lief en zijn chronische achteruitgang leidt hier wel tot grote zorgen. Hoe lang nog tot hij door zijn MS ‘iets’ kwijtraakt dat hij en wij eigenlijk niet kunnen missen…? Dat is eigenlijk allang het geval. We zijn al een aantal vriendschappen verloren die kort na de diagnose MS eigenlijk gewoon afhaakten. Je kan denken dat dat dan ook geen échte vrienden waren. Maar tot zij afhaakten, voelden ze voor ons wel degelijk als echte vrienden. Het verlies was daarom gewoon net zo verdrietig alsof het wél echt goede vrienden waren. We begrepen het niet en we staarden nadien als ware vriendschappers spreekwoordelijk in een petrischaaltje zonder te snappen wat er gebeurde en waarom de vriendschap in het niets verdween.

Medisch gezien is die MS uiteraard al net zo ongrijpbaar. De wetenschap heeft nog geen antwoorden of oplossingen. Dat merkt mijn lief elke dag. Zijn hersenen laten hem steeds meer in de steek. Als je niet meer kunt bedenken wat je voorheen probleemloos wist of bedacht, dan voelt cognitie eigenlijk gewoon als cogniets.

Over de streep

mei 20th, 2017

Als ik denk aan topsport, denk ik bijvoorbeeld aan keihard trainen en een leven vol regels met wat te doen en wat te laten. Alles is gericht op het doel: die overwinning. Daarvoor is de focus op die allesbepalende conditie, om die op het hoogste level te brengen om bij de finish nét dat beetje extra te kunnen geven en dat extra streepje vóór te hebben.

Het is, hoe dan ook, een uitermate veeleisende manier van leven en is alléén weggelegd voor de talentvolste sporters met de juiste attitude. Alleen diegenen met het grootste doorzettingsvermogen bereiken de top. Ze trainen tot ze niet meer kunnen en moeten verplichte rust nemen om hun lichaam daarna weer tot de finesses uit te putten. Voor dag en dauw hard aan dat doel kunnen werken, terwijl die sport op veel punten een streep door hun privéleven trekt.
Neem nou bijvoorbeeld een polsstokhoogspringer. Wat die allemaal over moet hebben voor de perfecte techniek, de juiste kracht, de beste souplesse, het ideale lichaamsgewicht, de opperste concentratie, terwijl de lat steeds hoger komt te liggen. De kleinste fout is het verschil tussen winnen of verliezen, een verschil van bijna niets. Dat verschil is zo klein als het minimale verschil tussen de r en de n. Juist dat minimale streepje dat van de r de n maakt, is het verschil tussen faam of schaam. Dát leven volgens díe regels en dat voor dat ene moment: winnen of verliezen. Het is plat gezegd eigenlijk gewoon een zelfgekozen martelgang.

Zo’n klein streepje. Het valt bijna niet op. Kijkt maar: martelzorg. Zie je? Een razendsnelle lezer ziet het niet eens. Martelzorg of mantelzorg. Het is maar een streepje van niets, een oogwenk, vind ik.
Maar dat boogje is misschien wel de missing link ofwel het verschil tussen topsport en mantelzorg. De prestaties van de topsporter en de mantelzorger zijn op veel punten aan elkaar gewaagd. Zoals de topsporter alles op alles zet om zijn sportprestaties te optimaliseren, zo doet de mantelzorger dat met zijn taken als mantelzorger voor zijn geliefde gemantelzorgde. De gezondheid en het welzijn van die ander is het doel, daar leeft en streeft die mantelzorger voor en naar. De zichtbaar benodigde zorg trekt de mantelzorger vaak over de streep. Nagenoeg alles moet voor die zorg wijken. Met de leergierigheid van een topsporter en met snel opgedane ervaring groeit de souplesse. De mantelzorger ontdekt razendsnel wat de hindernissen zijn, en leert zich tevens snel aan te passen wanneer de zorglat opnieuw hoger komt te liggen. Hobbels en hoogtes worden besprongen en bedwongen. De mantelzorger trekt op veel punten een streep door zijn eigen leven in het kader van de zorg, of ‘ie nou wil of niet, om zich vervolgens weer tot in de finesses in te zetten voor zijn doel. Hij zorgt dóór, ook als hij zelf iets mankeert, en op zijn werk managet en regelt hij tijdens zijn pauzes alles wat hij op afstand nooit met eigen handen kan doen. Een simpel foutje in de planning en de zorg schiet tekort, net als de polsstokhoogspringer-in-een-briesje.

Een topsporter heeft een trainer die zegt ‘hoe’; een fysiotherapeut die elk pijntje meteen effectief wegmasseert; een sportarts die preventief behandelt; een coach die oppept, en een team om winst, verlies en ervaring mee te delen.
Een mantelzorger heeft een huisarts die hij ziet als hij al ziek is. Wanneer broodnodig, kan hij op eigen kosten naar een fysiotherapeut die kneedt of psycholoog die coacht hóe de draaglast vol te houden. Als ‘ie geluk heeft, kan hij de zorg en zijn zorgen soms delen met anderen.

De topsporter bedoelt zijn grenzen te verleggen, om verder te komen en steeds meer te bereiken. Hij streeft ernaar zo snel mogelijk over die streep te gaan. De mantelzorger gaat ongepland over zijn eigen grenzen om meer te bereiken. De zorg gaat onverhinderd door, ook als de mantelzorger zelf hersteltijd, steun of zorg nodig heeft.

Ik heb inmiddels ook het lichaam van een topsporter, ik bedoel een mantelzorger: een te dikke buik door een polsstok-hoog level aan stresshormoon en een conditie die past bij mijn doel: híj moet zo gezond mogelijk zijn om verdere achteruitgang te remmen. Mijn gezondheid komt ooit nog wel een keer want híj moet voorgaan.

Al mantelzorg ik met échte liefde, ook dan schiet martelzorgen wat mijzelf betreft wel eens dat streepje tussen de r en de n tekort, want de lat ligt op het hoogste niveau maar een streep onder de zorg trekken, is voor mij nooit een optie.

Tonen

maart 25th, 2017

Wat muziek toch met je kan doen. Hoe het herinneringen ontvouwt, gevoelens blootlegt en overledenen tot leven wekt in je hoofd en in je hart.
Zachte pianoklanken tonen zomaar mijn vader, die op de stemmige muziek even tot leven komt. De muziek brengt me in vervoering en we voeren weer een gesprek waarin we het óns weer voelen en herinneringen ophalen. Hij toont me weer hoe innig onze band was. Ik probeer de klanken van de muziek en daarmee de aanwezigheid van mijn vader zo lang mogelijk vast te houden, maar uit de radio klinken alweer zachtjes andere klanken die andere vaders wekken in onbekende harten, maar die de mijne van me wegneemt, meedraagt, langzaam, als onze muziek wordt verdreven.
Het is telkens alsof hij opnieuw een beetje sterft als onze muziek verstilt. De leegte die hij liet, is in de nieuwe stilte, voelbaarder dan ooit.

Familiaans

maart 5th, 2017

René en ik hebben zo ons eigen “lingo” gecreëerd. Ik denk dat heel veel stellen en gezinnen een soort van eigen “gezinstaal” ontwikkelen. Heel vroeger al aten wij thuis jogmuusran als ontbijt, wat familiaans was voor de overheerlijke combinatie van yoghurt, muesli en ranja. Mijn vader bakte karrekietjes, of wel: kroketten bij de friet en René’s oma deelde op zondag de familieberoemde huppelepuppies uit omdat ze de naam “Jan Hagel-koekjes” nooit kon onthouden.

René en ik hebben ook ons eigen familiaans ontwikkeld, en zelfs in het kader van zijn MS is er al familiaans materiaal ontstaan. Ooit zagen we op TV een jongedame met MS die aan Hennie Huisman uitlegde hoe zij met haar beperkte energievoorraad omging door hem een klein trosje van die kleine, handige losse fietslampjes te geven. Voor elke energieverbruikende bezigheid moest hij er één uitdoen en hij moest aan het eind van de dag uitkomen met een zeer beperkte hoeveelheid lampjes die hij van de jongedame had gekregen. Een gezond iemand heeft 100 lampjes, en deze jongedame had er 8. Leerzaam voor Hennie maar ook voor ons, want in het kader van “beter goed gejat dan slecht verzonnen” begonnen wij ook het beeld van de fietslampjes als energievoorraad toe te passen.

Nu bespreken we met grote regelmaat het aantal lampjes dat René die dag te besteden heeft of hoeveel lampjes nog resteren. Zo kunnen we onze bezigheden weloverwogen plannen en ons gevoel van spontaniteit laten afhangen van het aantal lampjes dat hem nog rest. We nemen dit heel serieus, want als de lampjes uitgaan, gaat bij hem ook écht het licht uit.

Maar als de dag al start in het donker en er geen lichtje dan wel lampje te bekennen is, dan snoepen we samen huppelepuppies, dan kruiperiseren we tegen elkaar aan en koekeloeresteinen we naar de vuiletiezie en genieten we van ons kleine, familiaanse wereldje.

Ode aan Beest

december 26th, 2016

Poezekind, mensenvrind
Trotse poezepauw
Leeuwemanen
Tijgerwanen
Zeg nog eens miauw

Poezelief, hartedief
Dartel in het rond
Lik je pootje
Kam je staart
Weg met dat vagebont

Poezebeest, vlooienfeest
Wat ik ook van je zeg
Voor mijn voeten
Op mijn krant
Ga nooit meer bij me weg

Naar de slager

december 1st, 2016

“Twee tartaartjes en twee biefstukjes, alstublieft”. “Nee, dat was het, hoor”. “Ja, wel graag het bonnetje, dank u”. “Met PIN alstublieft”.

“Zo, de boodschappen zijn weer binnen. Nu naar huis!”

Inmiddels automatisch pak ik de boodschappentassen en zeul die mee naar huis, terwijl René duidelijk moeite heeft met het idee dat zijn vrouw de zware tassen sjouwt en hij juist niet. Maar zijn hobbelende en hupsende rollator over de “kinderkopjes” van ons sfeervolle maar onpraktische stadje, vergt al genoeg van zijn capaciteiten. Zeker bij een maandvoorraad als deze, die we beter als voedseldropping per helicopter hadden kunnen laten aanrukken, knokt hij met zijn gevoel dat hij als man toch juist deze “mannenklus” als sjouwer graag zelf had willen doen.
We slagen erin veilig thuis te komen met onze scheepslading.
Thuis zie ik de dagelijkse uitdaging van René met zijn stuurloze armen en benen. Hij kan een groot deel van de dag accepteren dat alles twee, drie of zelfs vier keer over moet, maar naarmate de dag vordert, wordt zijn energie schaarser en daarmee zijn lontje korter naar zichzelf toe. Wanneer hij de drempelwaarde van acceptatie heeft overschreden en op ontploffen staat omdat hij voor de 483e keer hij iets laat vallen of omstoot, keurt hij als een ware slager zijn eigen vlees. Het psychische brandmerk “ruimschoots over datum” walmt en stinkt en pijnigt hem al maar door.

Ik zou hem zo graag ook als slager zien, maar dan anders. Hij zou moeten zien hoeveel er eigenlijk slaagt. Dingen waar hij niet over nadenkt, die hij niet aan zijn keurmeestersoog, slagersmes of fileersessies voorbij laat komen. Ik heb hem niet nodig voor het sjouwen van de boodschappen of voor andere zogenaamde mannenklussen. Voor mij kan hij uitstekend mijn lieve, attente en fijne man zijn. Voor die keuring is hij met vlag en wimpel geslaagd.

Verlengsnoer

oktober 16th, 2016

Vroeger, op alle 1 aprils die er aan ons voorbij kwamen, konden wij als kind zo genieten van mensen voor de gek houden. De suiker en zout werden verwisseld, een prop krantenpapier in de neus van pappa’s schoenen zodat ze te klein leken en het leeggegeten eierschaaltje werd omgedraaid in het eierdopje en aan mamma gegeven die het spel meespeelde en hogelijk verbaasd deed dat haar eitje hol was. En ook de dag na 1 april probeerden we mensen bij de neus te nemen en dan riepen we met een grote grijns: “1 april met verlengsnoer!”.

Van kinds af aan al vond ik humor een mooi medium. Een prachtig smeermiddel, eigenlijk. Het werkt bij contact maken, bij het relativeren van grootheden en het verbinden van mensen en hun soms geknevelde zielen.
Nog steeds, als ik bijvoorbeeld zie hoe René zo veel uit zijn handen laat vallen, tegen deurposten aanloopt, niet uit zijn woorden komt, zelfs niet om even een flinke krachtterm te bezigen om zijn frustratie te uiten, dan is humor ons eerste toevluchtsoord. Ook wanneer de situatie écht verre van leuk is pakken we ons aloude verlengsnoer er weer bij en lachen we er toch weer om.

Zelf heb ik hooguit eens ’n moment, ’n incident liever, waarop ik tot drie keer toe iets pak maar het laat vallen. Ik kan me daar dan werkelijk gruwelijk over opwinden. Maar dan probeer ik me in te denken hoe het moet zijn als je dat elke dag hebt en heel vaak per dag ook. Ik krijg daar dan zo’n naar gevoel bij. Zo machteloos. Uiteraard op een andere manier, maar misschien wel net zo machteloos als René met zijn altijd welwillende maar onmachtige handen, benen en hersenen.

Wanneer ons gezamenlijke sociale leven of vrije tijd ‘on hold’ staat omdat de vermoeidheid die dag te groot is; wanneer hij hulp nodig heeft bij dingen waar een ander niet eens over na hoeft te denken; wanneer hij zodanige pijn heeft dat we niet gestoord kunnen worden, dan pak ik mijn verlengsnoer er maar weer bij en kan ik op dat moment zeggen dat ik zelf eigenlijk ook een soort MS heb, maar dan met verlengsnoer.

2100

september 26th, 2016

Er zijn nagenoeg 2100 dagen voorbij sinds René’s diagnose MS. Één-en-twintig-honderd van die ‘unieke’ dagen. Elke van die 2100 ochtenden heb ik René een systeemcheck zien doen: zijn er ledematen die geen sjoege meer geven? Doen zijn ogen het nog zoals het hoort? Voelt alles zoals het moet voelen? En hoe staat het met de energie: voelen als een vaatdoek of klaar voor werk met de soplap?

Er is veel veranderd door die MS in ons leven. We hebben al heel wat aanpassingen gedaan en van veel aanpassingen zijn we ons al niet eens meer bewust. Ander bestek voor René omdat hij het reguliere bestek niet meer goed vast kon houden, een scootmobiel, een rollator, een badzitje en een ander huis. Ondanks dat die praktische veranderingen voor de buitenwereld het meest zichtbaar zijn, zijn juist de ónzichtbare veranderingen voor ons het meest ingrijpend. Het feit dat we door René’s energiegebrek zeer beperkt zijn in ons sociale leven en de besteding van onze vrije tijd, dát maakt eigenlijk de grootste indruk op ons beiden. Daarbij komt ook het feit dat hij langzaamaan steeds meer op mij leunt voor dingen die hij eerder zelf kon. De kleine knoopjes van zijn overhemd krijgt hij zelf niet meer dicht, maar ook kan hij een gesprek dat langer duurt van 15 minuten niet meer volgen omdat zijn cognitieve klachten grootser worden.

Maar wanneer we dan op een mooie dag die scootmobiel afstoffen en mijn fietsbanden oppompen, en we gaan samen even lekker in onze prachtige omgeving toeren, dan genieten we beiden als verliefde tieners en zien we zoveel moois om ons heen. En tussen ons. Dan besef ik weer volop dat hij niet alleen ongeneselijk ziek is, maar vooral ongeneselijk lief.

Nooit

augustus 5th, 2016

Zeg nooit “nooit”,
alleen als agnost, na de dood van een geliefde.
Is ‘nooit’ een pijnlijk eindpunt van warm contact
Van innigheid en liefde.
Het wordt éénzijdig
En het houdt nooit meer op.
Nooit.

Gemekker

juli 2nd, 2016

Als een soort dagboek annex herinnering aan alles rond de dood van pa, heb ik een documentje voor mijzelf aangelegd. Zo weet ik zeker dat ik ooit, in de verre toekomst, terug kan lezen hoe ik alles rond zijn euthanasie heb beleefd. Ook details die ik dan mogelijk vergeten ben, kan ik dan teruglezen en met een groots “ojaaaa” herinneren. Het optypen hiervan werkt ook als een ventieltje. Gewoon even lekker mekkeren, stoom afblazen, de gedachten in woorden op het beeldscherm zetten, en vooruit met de geit dan maar weer.

Wat wel raar is, is dat ik geneigd ben dat schrijfsel aan mijn vader te richten. Alsof ik hem dat nog ooit kan laten lezen. Elke keer als ik ontdek dat ik ongemerkt weer een heel verhaal aan hem heb zitten blaten, corrigeer ik mijn wollige taalgebruik gauw en voel me een dom schaap.

Van ‘je’ en ‘jij’ naar ‘ik’ en ‘mij’, en van bèèèh naar bwlugh.

Lieve Pappa

juni 28th, 2016

[Speech op mijn vaders uitvaart]

Ik richt nog één maal het woord aan jou. Postuum dan wel, maar niet minder gemeend. Nog één keer kom ik met je praten, nu je voor het laatst zó dicht bij me bent, al ben je er al niet meer. Tegenstrijdig, ik weet het.

“Ik word 100”, zei je altijd. Niet uit arrogantie of zelfoverschatting, maar uit pure levenslust. Je genoot van het leven, en ook volop van jouw gezin, van elke leeftijd en fase die Bas en ik hadden. Je was een vader vol energie, leuke ideeën. Vol gekkigheid en altijd in voor plezier. Je droeg ons als vliegtuigjes door de kamer, je maakte van een autoband een schommel voor aan de hoge balk buiten en je had voor elk praktisch probleem een creatieve oplossing. Je herstelde, repareerde en creëerde alles. Je leerde ons zo belangrijke levenslessen over spaarzaamheid en liefde voor kwaliteit.
We hadden daardoor weinig nodig: met de hond en het gezin het bos in. Voor elk bos een andere naam, een ander doel. Het stokkenbos om stokken te gooien met Suzy, de hond; het kabouterbos waar jij ons de kabouterhuisjes in de holte van de boomwortels liet ervaren. En jouw sprookjesachtige vertellingen maakten dat we écht kabouterhuisjes zagen waarin we de lampjes zagen branden. Jij haalde echt het mooiste in ons boven.

Je bent voor mij altijd een voorbeeld geweest. Toen Bas en ik klein waren, legde je aan ons uit wat jij deed voor de kost door te zeggen dat je “een boeventrooster” was. Dat sprak bij mij direct tot de verbeelding en ik werd net als jij “een trooster”, maar dan in de verslavingszorg.
We vonden het altijd heerlijk om over onze werkervaring te praten. De herkenning in elkaars werkwijze & visie was zo groot. Echt een genot, die gedeelde interesse.

Maar ook jouw fotografie-hobby. Vele jaren, genoot jij van fotograferen, spelen met camera’s, het vindingrijk repareren van uiteenlopende camera-kwalen, en je creëerde helemaal zelf ’n heuse doka in de loze ruimte onder het dak op de zolder in Elst.

Je was een duizendpoot. Breed geïnteresseerd, in mensen, dingen, wetenschap, politiek. Je beleefde overal lol aan. Je stond open voor van alles, en je keek vérder dan de buitenkant van mensen. Mensen die “anders” waren intrigeerde je en je leerde ons open te staan voor iedereen. Om verder te kijken, juist te zien dat dát soort uniekheid in mensen te bewónderen was, interessánt was, in plaats van het verguizen en je er van af te keren.

Je was míjn BarbaPappa: met behoud van jouw eigenheid vormde je je naar ‘de ander’, zonder iets terug te verwachten. Jouw sociale flexibiliteit was ongekend. Ik ben geweldig trots jouw dochter te zijn en in mijn herinneringen draag ik je voor altijd met mij mee. Je was mijn soulmate en ik ga je vreselijk missen.

Dag pappa. Dag Barbapappa.

Schuurpapier

juni 27th, 2016

Al mijn sensoren lijken open te staan. Geluid, gevoel, gedachten, muziek, mensen, dieren en alle andere noem-het-maar’tjes. Alles raakt me. Alles komt binnen. De rouw om mijn vaders dood maakte mijn ziel rauw en ontvankelijk voor de wereld, die ik buiten wil houden. Rouw is als schuurpapier voor de ziel. Ruwt het, en zet de schubben ervan open. Vocht kan er binnendringen en loopt via het hart richting de ooghoeken weer naar buiten.

Als rouw schuurpapier is voor de ziel, wat is dan de verzachtende zalf? De gedachten aan pa, zijn warme handen, zijn lieve woorden, zijn mooi-menserigheid. Maar hij is er niet meer. De cirkel is weer rond. Daar komt weer een druppel.

Vandaag

juni 23rd, 2016

Het is vandaag 23 juni 2016, huidige tijd: 05:47 uur.

Vandaag is de dag waarop we hebben gewacht. De dag waarom het allemaal draaide. Ons project der projecten. We hebben al heel wat projecten samen doorlopen, pa en ik. Een belangrijke staat me nog glashelder voor de geest.
Na een relatiebreuk met aanhangige woningverkoop, moest ik op zoek naar een nieuwe stek. Pa en ik samen op appartementenjacht. Ik belde een verkopend makelaar om een afspraak te maken voor een specifiek appartement. Eigenlijk was het veel duur en ik kon het zeker niet betalen, maar de keuze in appartementen die ik wel kon betalen was wanstaltig klein. Ik moest dus wát. Ook een inimini huisje in Arnhem-Zuid stond op die dag op de rol voor een bezichtiging, maar het appartement was eerst.
Pa en ik samen, met een prototype gladde makelaar-met-vetkuif, in de lift naar de zesde verdieping. Dus de makelaar drukte op knop “8” en gestaag gleden we met de lift naar boven. Eenmaal op de bovenste verdieping, had ik het gevoel dat er iets niet klopte, maar ik gaf geen aandacht aan dat gevoel omdat ik gespannen was voor het bezichtigen van het veel te dure appartement.
Eenmaal binnen, werd ik erg blij. Ik vond het een leuk appartement. Prettige indeling, het was opvallend ruim, mooie plek binnen het gebouw vol appartementen, met uitzicht over een stukje park. Jammer was wel die lelijke plafondplaten, maar goed, die kon ik ooit laten weghalen en de boel laten stukadoren. De keuken en de badkamer waren oud en er was duidelijk nooit veel meer aan geklust dan wat behang en vloedbedekking. Maar het had zeker potentie. Ik herinnerde me alleen dat op Funda de boel er een stuk mooier uitzag. De makelaar die hoopte op een verkoop vroeg mij hoe leuk ik het appartement vond. Ik gaf naar waarheid aan dat ik het een prettig appartement vond maar geen €136.500,- voor ging betalen. Hij kreeg een rood hoofd, bladerde in zijn papieren en zei stotterend: “dat is de vraagprijs ook niet, als ik me goed herinner”. Hij kon de papieren niet vinden en hij belde met zijn kantoor. Zijn rode hoofd leek te veranderen in een fel brandend stoplicht. Hij verbrak de verbinding en zei stamelend dat hij het verkeerde appartement had getoond. We stonden op de 8e verdieping en we hadden naar de 6e gemoeten. Het appartement waarin wij stonden was die ochtend in de verkoop gekomen en de eigenaar wist nog niets van onze bezichtiging. Oeps, foutje. De vraagprijs van dít appartement was nét onder mijn budget en mijn vader en ik voelde elkaar aan, zonder elkaar aan te kijken.

Toen pa en ik eenmaal in het inimini huisje in Arnhem-Zuid stonden, waar ik me totaal niet op mijn gemak voelde en nooit wilde wonen, zei ik gauw stiekem tegen mijn vader: “ik wil nú een bod doen op dat appartement”. Pa grapte en plaagde me omdat ik geen geduld had, maar ik wilde het absoluut nu. We belden meteen. En wat bleek: de makelaar stond al met een nieuw koppel in het appartement en zij stonden op het punt een bod te doen. Ik was ze nét voor. Ik bood in eerste instantie een bedrag waarvan ik hoopte dat het voldoende was. Blijkbaar was het koppel ook héél geïnteresseerd want ik werd nog diezelfde dag overboden. Pa en ik gingen vervolgens een stevig staaltje strategisch denken: de tegenpartij zou wel eens boven de vraagprijs hebben kunnen bieden om zich gevoelsmatig zeker te stellen van de koop. We gokten dat ze niet de gevraagde €118.500,- zouden bieden maar eerder €120.000,-, zeker omdat ze het net zo graag wilden hebben als ik. Pa en ik bespraken dat ze, als ze het slim zouden spelen juist €120.500,- zouden bieden, omdat zíj mogelijk inschatten dat ik die strategie ook kon bedenken. Het was een grote gok maar we kwamen tot de slotsom dat we €120.600,- zouden bieden, en “fingers crossed” dat onze strategie, hoe dan ook, goed zou uitpakken. Veel andere keus had ik namelijk niet met mijn budget.
De makelaar lachte toen ik hem aan de telefoon verwittigde van mijn bod. Hij zei voorzichtig: “Anouk, ik denk dat je zojuist een appartement hebt gekocht”. Ik hoorde wat geritsel van papier en nogmaals een lach. Wat bleek? Onze strategie klopte. Ik had inderdaad slechts €100,- boven de tegenpartij geboden. *high five*

Na alle projecten die pa en ik samen hebben opgezet, is vandaag het summum van ons ultieme project: het project van zijn euthanasie. Over inmiddels exact 13 uur zal de arts van de Levenseindekliniek hem euthanasie geven. Mijn hart huilt, maar ik weet dat hij gelukkig is. Dat is het enige dat telt. Al onze projecten waren daarop gestoeld. Het moest geluk brengen, en dat doet ook dit project.

Pap, bedankt voor wie je was, bedankt voor wat je deed en bedankt voor de grote verrijking die je mijn leven hebt geboden.

Ik hou zielsveel van je.

Morgen

juni 22nd, 2016

Al vanaf het moment dat mijn vaders verslechterende gezondheid zijn euthanasiewens concretiseerde, werd ik me bewust van de avond ervoor. Ik bedoel: de avond vóór de euthanasie. Heel gek misschien, want wat is dat nu belangrijker dan die euthanasie zelf, zou je zeggen. Maar ik dacht juist vaak aan de avond eraan voorafgaand. Welke gedachten spelen bij hem, bij mijn moeder, bij mij en de rest van zijn dierbaren? Zou hij goed kunnen slapen? Blij zijn? Of zou er een gevoel van melancholie door hem heengaan, of nog heel wat anders?

Trouwens, niet alleen ‘de avond ervoor’ had mijn interesse, hoor, nee, legio hersenspinsels met betrekking tot zijn naderende dood. Ik dacht bijvoorbeeld ook aan het moment dat de datum en het tijdstip voor de euthanasie werden besloten. Het leek me zo’n rare gewaarwording om met de arts en de familie de agenda te trekken en een datum te prikken waarop de arts mijn vader ombrengt.
Maar vooral die avond ervoor, die intrigeerde me altijd en beangstigde me nog meer.

Die avond is vanavond. Vandaag om 19:30 uur breekt die avond, of liever, mijn vaders laatste 24 uur aan. Hoe zal dat voor hem zijn? En voor mijn moeder? En voor mijzelf? Kan ik überhaupt in slaap komen…? Welke gedachten die nu nog niet in mijn hoofd zitten, zullen vanavond de boventoon voeren? En welke gevoelens dreunen pulserend door mijn hart?
En hoe wordt iedereen morgenochtend dan wakker, op zijn laatste ochtend ooit? Ik ben morgen jarig maar het is alsof dat helemaal verdwijnt. Het heeft geen inhoud of gewicht door deze allesomvattende gebeurtenis die ons allen staat te wachten. Dit jaar is het de dag van Pa’s euthanasie, met alle gedachten en gevoelens die erbij horen.

Het is nu nog vroeg in de ochtend, en bijna 7:30 uur. Nog 36 uur. Het gebeurt niet zo vaak dat de dood van iemand zo duidelijk gepland staat. Al zijn ‘laatste keren’ doemen op in mijn gedachten en gonzen door mijn lijf. Zijn laatste volledige dag. Zijn laatste avond, zijn laatste keer onder zijn dekbed kruipen, en ga zo maar door.

Hoe zal ik zelf vanavond in bed stappen? Hoe zal mijn nacht verlopen? Ik kan het je morgen vertellen. Voor nu hoor ik vooral de klok tikken.

Knalfuif

juni 19th, 2016

Ooit gaf een vriend mij een tip over een app met zeer accurate weersvoorspellingen. Best een dure app, maar volgens hem was dat het zeker waard. Het klonk overtuigend en ook wel handig en ik downloadde daarom op zijn advies de Weatherpro-app en het werkte naar opperste tevredenheid.

Zojuist keek ik naar de weersvoorspellingen voor vandaag, vaderdag 2016. De laatste vaderdag-met-inhoud die ik ooit zal meemaken. Doordat we zelf geen kinderen hebben, is er voor ons geen vaderdag met eigen kroost. En mijn vaders euthanasie a.s. donderdag maakt ook dat vaderdag 2017 een groot, puzzelvormig gat zal hebben op de plek waar mijn vader had moeten passen.

De Weatherpro-app toont de weersvoorspellingen voor een week, per dag, en ingedeeld per drie uur. Mijn oog valt op 23 juni. Ondanks dat ik weet dat het nog maar 4 dagen is, voelt het zo vreemd dat Weatherpro al weet wat voor weer het wordt op de dag dat mijn vader sterft. Heel stemmig wordt knallend onweer voorspeld. Mooi. Geen consessies, zou Pa ook hebben gevonden als hij er wat over te zeggen had gehad. Als je iets doet, doe het dan goed. Geen miezerregen. Hij zal knallend het feest verlaten.

Overmorgen

juni 18th, 2016

Zaterdag 18 juni 2016. Nog 5 dagen en dan is het 23 juni: overmorgen overmorgen morgen. Vandaag is de afscheidsbijeenkomst. Ook zo’n hobbel om te nemen. Mijn hersenen spelen spelletjes. Alles om maar niet na te hoeven denken over mijn vaders aanstaande dood, overmorgen overmorgen morgen. Ik focus op de zenuwen voor de bijeenkomst. Alle broers en zussen van mijn ouders komen naar een door mijzelf geregelde plek en de meeste heb ik al niet meer gezien sinds een familiedag 11 jaar geleden. Sindsdien is mijn schildklier grotendeels afgehaakt en ben ik daardoor onvrijwillig vergezeld van een grote hoop extra kilo’s. Schildklierkilo’s wel te verstaan. Niks snoepen of teveel eten. Nee, overal allergisch voor zijn, niets kunnen eten, en dan maar hopen dat die schildklier die kilo’s er niet al te hard laat aanvliegen, of ik nou veel sport of niet. Dat soort kilo’s. Ik ben als de dood dat mensen me er zodanig op aankijken dat je de veroordeling gewoon voelt. Een goedbedoelende maar botte oom of tante zou snedig, en naar waarheid, kunnen benoemen dat ik wel eens slanker ben geweest, of dat ik “zo te zien wel een rasechte levensgenieter moet zijn”.
Ik sla mezelf emotioneel maar weer even voor de kop. Het gaat om pa, zijn afscheid van alle mensen die hem dierbaar zijn. Niet om mij, of mijn lichaam dat prima past bij een uit de kluiten gewassen ego. Mijn hoofd is een stuiterbal.
Ik tel nog even de uren. Nog 130 uur, min een paar minuten. Tik, tik tik.

Leve de vla

juni 12th, 2016

Donderdagavond 9 juni 2016. We zijn bij mijn ouders thuis om het tweede gesprek met de Levenseindekliniek bij te wonen. We weten het al. Pa krijgt euthanasie, en snel ook. Geen gedraaikont meer van een huisarts met gewetensbezwaren. Nee, in het eerste gesprek kwam al snel en concreet het antwoord op tafel. “Meneer, wij gaan u helpen, hoor”.

In het tweede gesprek wordt de wilsbekwaamheid nog eens onderzocht en wordt gevraagd of we hebben nagedacht over een geschikte euthanasie-datum. Jazeker hebben we daar over nagedacht. Ik heb mijn idee daarover zelfs met mijn ouders besproken. Zij vonden het een mooie keus: 23 juni. Nog twee weken, dus niet véél tijd meer, maar vooral het feit dat het de 23ste juni is. Mijn verjaardag. Mijn idee is dat als mijn vader op 23 juni sterft, ik voor de rest van mijn leven een extra speciale band met hem heb. Mijn verjaardag is zijn sterfdag. Al mijn toekomstige verjaardagen staan óók in het teken van hem. Wij hebben die specifieke datum gemeen. Wij. Pappa en ik. Samen. Symbolisch voor onze twee-handen-op-één-buik-status. Wat zou het toch mooi zijn als dat kan.

Dat tweede gesprek is inmiddels 3 dagen geleden. Nog 11 dagen, dan gaat het gebeuren. Nog even niet aan denken. Ik verzet de zinnen met het regelen van zijn afscheidsbijeenkomst en het huishouden. Wanneer ik als toetje vanillevla in een bakje laat flopsen voor mijn man, zie ik de houdbaarheidsdatum op het pak: 27 juni. De vergankelijke vanillevla heeft een langere houdbaarheidsdatum dan mijn vader. Hoe bizar.

En net als de gedachten aan 23 juni, zet ik het pak met een datum van 4 dagen daarna snel in de koelkast. Deurtje dicht. Niet meer aan denken.

Ontmoeten

mei 26th, 2016

Twitter, Facebook en al dat soort sociale media lijken zo leuk. Even los van de bekende gevaren van internetoplichting, cyberstalken en dat soort piraterij, is het een plek van ontmoeten, onderhouden, delen. Het is een soort ‘koffie verkeerd’ LAT-relatie met je vrienden en je vreemden.
Sociale media zijn het ‘contactloos betalen’ van je sociale verplichtingen. Je hebt contact maar het is vrijwel moeiteloos.
Ook het aangaan van nieuwe contacten gaat vrijwel moeiteloos. Een simpele hashtag als zoekfunctie levert een keur aan mensen op die tweeten met dezelfde gedachten. Je kan ze zo bevrienden, ontvrienden, en als je ze halfslachtig zat bent, zet je ze zonder hun medeweten op mute, zodat ze niet doorhebben dat je eigenlijk wil zeggen dat ze ook een keer hun kwek moeten houden.

Ontmoeten. Wat betekent dat voor jou?

Een nieuw iemand leren kennen?
Het ontkennen van een taak?
Of nog wat anders?

Ont-moeten. De wens om niet meer te moeten. Het lijkt zo simpel. Tot iemand die jouw twitteraccount enige tijd heeft verrijkt, euthanasie krijgt. Zij ont-moet. Het leven met secundair progressieve MS is haar te lang en teveel geworden. Haar toekomst ligt achter haar en de huisarts gaf akkoord. Hij zal haar over twee weken ont-moeten.

Het komt bij me binnen als een doffe mokerslag. Ik heb haar nooit ontmoet maar zal de kans niet meer krijgen. Zonder intentie is daar de ontmoeting. Mijn man heeft, net als zij, secundair progressieve MS en mijn vader wil ook ont-moeten met euthanasie. Even is zij, die ik nooit heb ontmoet en die binnenkort ont-moet, dichterbij dan mijn echte vrienden.

Uiteindelijk

maart 27th, 2016

Samen toewerken naar z’n dood. Pa en ik. Samen schrijven, bijschaven en toespitsen. Gesprekken met beslissers en hun ingehuurde denkers. Samen. We doen het samen.
Ik strijd met tegenstrijdigheid. Dit is wat híj wil, maar niet ik. Ik wil wat hij wil, maar alleen voor hém. Ik wil alles níet. Ik wil zijn lijden niet, noch zijn eind. Maar het is beiden nú voor de lange termijn, of: óf het lijden, óf het eind.
Welk succes zullen we strijdend oogsten? Zijn wil, of de mijne? Maar ik wil wat hij wil, maar zonder lijden of eind.
Geen pijn te vermijden. Geen last verlicht. Het is de wip of de wap. Ik tuimel heen en weer. Wap wil ik? Wip blijft onvermijdelijk.

Met andere woorden

maart 17th, 2016

Toen René de diagnose MS om de oren geslingerd kreeg, was onze reactie er niet een van juichen. Ik denk dat we vrij standaard waren in onze lamgeslagenheid. Ik weet nog als de dag van gisteren hoe we in de spreekkamer van de neuroloog zaten. Hoe langzaam, articulerend die sprak. Hij leek zelf ook gespannen om een dergelijke diagnose mede te delen. Ondanks de grote schok van wat hij zei gaf die manier waarop hij het zei eigenlijk wel een fijn gevoel. De woorden juist gekozen, en de toon, timbre en articulatie passend bij onze staat van shock op dat moment.
Ik rilde over mijn hele lichaam terwijl het verhaal van de arts zich ontvouwde. Ik had vaker gehoord dat mensen die zulk slecht nieuws horen, meteen zodanig dichtklappen dat ze de rest niet meer horen. Ik was me er heel bewust van dat ik alles wilde horen wat er werd gezegd.

Direct na de diagnose moest René aan het infuus met methylprednisolon om de schub waarin hij verkeerde, te remmen.

Een bizarre dag was dat. Het was dinsdag 4 januari 2011 en ons leven was ineens op zijn kop gezet. Terwijl René aan het infuus lag, sprak ik met de mensen die het nieuws direct diende te weten. Ik imiteerde de spreekwijze van de arts, omdat het op mij zo kalmerend had gewerkt.

De neuroloog vertelde ons in die eerste ontmoeting ook meteen dat het ongeveer twee jaar zou duren om een beetje zicht krijgen op welke vorm van MS René heeft. Mijn arrogante mening is dat ik niet arrogant ben, maar ik wist meteen dat het progressief was. In de dagen vóór de diagnose had ik al het vermoeden dat MS nog wel eens zou kunnen worden vastgesteld. Ik las me in en herkende René direct in het profiel van ‘Secundair Progressieve MS’. Terugdenkend aan het verloop van zijn gezondheid in de jaren ervoor, kon het vrijwel niet anders dan progressief zijn. De neuroloog poogde me nog te verzekeren van het feit dat je dat echt niet kan weten in zo’n vroeg stadium. Ik hield mijn mond, knikte begrijpend maar ik wist het zeker.
Zonder wijsneus te willen zijn, bleek helaas mijn gevoel te kloppen. Uiteindelijk werd na een kleine twee jaar bevestigd dat de kans dat er sprake was van progressieve MS groot was.

Intussen knokte René en ook ik als partner niet alleen met de diagnose, maar ook met de ziekte zelf. Steeds verder optrekkende tintelingen in zijn rechterhand, alsof hij op de arm geslapen had. Eerst de hand, toen de pols, onderarm en bovenarm. En op den duur startte hetzelfde proces links. Het gevoel dat er een stuk huid in brand staat. Problemen met slikken, krachtsverlies in handen en benen. Spasmen. Extreme vermoeidheid, spraakproblemen en cognitieve problemen en ga zo maar door.

De combinatie van de laatste drie is zo ingrijpend, om het woord “gruwelijk” maar niet te gebruiken.
De cognitie, wat “kennen en weten” behelst, raakt beschadigd. Stel je voor dat je uitgeput bent en je hebt de grootste moeite om je te concentreren op wat je wilt zeggen. Maar door spraakproblemen gebruik je de verkeerde woorden. En je bent de draad van je eigen verhaal snel kwijt. Ga dan nog maar eens een gesprek aan.
En stel je dan de rol van een partner voor. Hoe moet je filteren wat er gezegd en bedoeld wordt op die manier?

Wij kwamen al snel tot de conclusie dat het echt niet anders kon dan afspraken maken omtrent het omgaan met deze beperking (of ‘uitdaging’ is in deze context mogelijk een mooier woord) in onze communicatie.
Zo kwamen we tot de conclusie dat het nodig was dat René eigenlijk verbale voorrang krijgt. Dus als hij iets wil zeggen, of ik nou aan het praten ben of niet, hij moet me kunnen onderbreken om meteen te zeggen wat hij wil om te voorkomen dat hij vergeet wat hij wilde zeggen. En dan hopen dat zijn hersenen hem niet de verkeerde woorden laten zeggen, want dan wordt het nog ingewikkelder. Aansluitend en logisch is dat ik hem níet kan onderbreken, want ook dan raakt hij zijn verhaal kwijt.
Zo ook kan hij het niet helpen dat hij, door krachtsverlies, zijn stemvolume niet onder controle heeft. Hij praat dus vaak te zachtjes waardoor ik hem niet versta en hij alsnog herhaaldelijk moet zeggen wat hij zei. Het gebeurt ook vaak dat ik me afgeblaft voel als hij ineens met stemverheffing iets vraagt of zegt. Dat afgeblafte gevoel is dan onterecht, maar in de eerste paar seconden voelt het wel heel rot. Daar hebben we ook afspraken over gemaakt. Als hij ziet dat ik me afgeblaft voel omdat hij onbedoeld met stemverheffing sprak, gebruikt hij de term “stroopwafel”, dat is bedoeld als figuurlijk ‘zoetmakertje’ voor mijn gevoel. “Stroopwafel” moet mij snel helpen terugschakelen van het gevoel van kwetsing en/of zelfverdediging naar wat hij werkelijk bedoelde, zonder blaffen.

Onze communicatie is dus een verbaal knutselstukje geworden waar Picasso jaloers op zou zijn. Sorry, ik bedoel kunstwerk. Stroopwafel.

Met andere woorden: we spreken meer en meer met andere woorden.

Steunkous

april 6th, 2014

Op maandag 17 september 2012 gingen we met het lood in de schoenen naar het UWV. Het oordeel van de keuringsarts werd ons die dag medegedeeld.
Zoals gewoonlijk waren we weer veel te vroeg aanwezig, omdat we door de stress zo bang waren dat we te laat zouden kunnen komen door files, klapbanden, ongelukken, stoplichten, brug open, omleidingen of al het voorliggend bij elkaar opgeteld.

Gek genoeg hinkte manlief op twee gedachten, die beiden ondenkbaar voor hem waren. Hij sprong ook deze dag van de één op de ander: “Mijn hemel, stel nou dat ik word goedgekeurd voor arbeid. Hoe moet ik in godsnaam nog werken?! Ik kan het helemaal niet meer!” En vervolgens: “Oh nee, ze zullen me toch niet afkeuren…? Dan kan ik nooit meer werken! Wat moet ik dan in vredesnaam doen…?!”.

Het vonnis was eigenlijk zoals al wel verwacht. De keuringsarts vertelde het ons zonder er omheen te kletsen: “Meneer, ik kan helaas geen andere conclusie trekken dan dat u geen benutbare mogelijkheden heeft. Geen enkele werkgever wil u in dienst hebben”. En het vierkantje naast de afkorting “GBM” werd aangekruist op het keuringsformulier.

We slikten beiden hoorbaar. De tandwielen in onze beide hoofden begonnen knarsend te draaien. Voorzichtig zei ik: “Er zijn toch zeker wel een aantal bedrijfstakken die nog veel nut halen uit iemand met MS in de fase waarin René verkeert? Hij heeft talenten, ideeën en nog mogelijkheden zat,…. toch…?”.

Keuringsarts: “Nee. [René aankijkend]. U kunt niet langer dan 15 minuten aaneengesloten werken. Daar zit géén ènkele werkgever op te wachten. U behoort daarom nu tot de categorie: GBM”. Ze zei nogmaals, ditmaal staccato: “Geen – Benutbare – Mogelijkheden. U zult ook nooit meer hérkeurd worden. Dat heeft geen enkele zin met uw ziekte en de progressie ervan.”

Weifelend bedankten we voor het gesprek en liepen terug naar de auto. Ineens twijfelde ik of manlief nu dan nog wel méér dan een kwartier mag autorijden. Maar dat valt niet onder betaalde arbeid, bedacht ik me.

Sindsdien zie ik mijn schat vechten met zijn nieuwe stempel. GBM. Hij voelt zich nutteloos. Hij was nog niet lang geleden een succesvolle projectmanager in de ICT-wereld, die projecten van vele miljoenen euro’s leidde. Als een waar Napoleon-met-humor heeft hij zichzelf inmiddels geslagen tot “Manager Vaatwasser”, maar zelfs daarin voelt hij zich inadequaat. Hij laat namelijk wel eens wat vallen.

In mijn wens hem weer een goed gevoel over zichzelf te geven, probeer ik op allerlei manieren uit te leggen dat het slechts een term is. Dat mensen méér zijn dan een stempelafdruk in een dossier van het UWV. Dat hij in elk geval voor míj zoveel méér is dan een man zonder arbeidsmogelijkheden. Hij blijft er echter maar mee doorknokken.

Op een zondagochtend zeg ik bij wijze van grap tegen hem dat ik liever een man met GBM heb die voor mij als steunkous dient dan dat ik een werkende vent heb die zich als lodderkous gedraagt. René lacht ineens van oor tot oor en begrijpt op dat moment wat ik al die tijd al bedoel. In het geweld van ons leven, met ongewenste kinderloosheid, MS, arbeidsongeschiktheid, gedwongen verhuizing vanwege MS, mijn vader met Parkinson en dementie, etc., etc., is hij mijn psychische steunkous. Hij biedt me de stevigheid die ik nodig heb. Door hem kan ik het allemaal aan. Bij hem kan ik uithuilen en weer doorgaan. Hij verzacht de pijn en houdt me staande als ik het gevoel heb dat ik zal instorten onder de draaglast. We zien in onze omgeving genoeg partners die alleen met zichzelf bezig zijn. Geen steun bieden aan hun lief wanneer nodig, maar alleen kijken naar hun eigen lasten en lusten. Doe mij maar 100 keer liever mijn steunkous met GBM dan zo’n lodderkous met de status van een goede baan.

Control-delete

augustus 10th, 2013

Van nature voel ik me snel verantwoordelijk. Ik bedenk vooraf vaak scenario’s die zich af zóuden kúnnen spelen en hoe daarop dan te reageren. Hetzelfde geldt trouwens ook voor áchteraf. Als er iets is gebeurd, weet ik een paar uur later precies wat ik op het moment suprème eigenlijk had willen zeggen.

Ik hoor u denken: “control-freak”. Juiste conclusie. Zonder controle voel ik me niet op mijn gemak. Ik word niet graag verrast, ook niet met leuke dingen. Het van tevoren goed weten wat en hoe, maakt het leven juist leuk en comfortabel voor mij. Het leven is geen programmeerbare computer maar wat zou ik af en toe graag een control-toets hebben in bepaalde situaties.

Het hebben van controle zegt niet alleen iets over mijn natuurlijke neiging me veilig te voelen, maar het heeft ook mijn oprechte interesse. Ik werk niet voor niets al jaren in de verslavingszorg. Het controleverlies van iemand met een verslaving is voor mij rete-interessant, omdat het voor mij zo onbegrijpelijk is. De zoektocht naar de antwoorden achter het controleverlies van patiënten, het hoe, waarom en ‘hoe nu verder’ is voor mij dan ook altijd machtig interessant gebleven, elke patiënt opnieuw.

Het verlies van controle in mijn eigen leven zal voor een ánder misschien weer interessant zijn, maar voor mij en mijn lief is het op z’n zachtst gezegd, tamelijk op het rampzalige af. Uiteraard is het leven niet echt te controleren, maar normaliter kom je een aardig eind met het maken van de juiste keuzes op de juiste momenten, of bijsturen wanneer nodig. Maar wat dan als ook dat niet meer leidt tot een prettige afloop? En wat als werkelijk níets meer lijkt te leiden tot iets wat je op je keuzemenu had willen hebben?

Oké, voorbeeld voor het behoud van de sappigheid van dit verhaal, een receptje:

Men neme:
1 niet willende baarmoeder
4 eetlepels progressieve MS
Puree van baanverlies, extreme vermoeidheid en andere MS-klachten

Bereidingswijze:
Wokken op hoog vuur met de complexe smaak van ’n scheut schildklierproblemen
Serveren op een bedje van gevoelens van machteloosheid en het in repen gesneden hopen spek dat door de schildklierproblemen te pas en te onpas overal aan is gekomen.

Bijgerecht:
Side-salade gemaakt van 1 vader met Parkinson
besprenkelen met bijpassende vers gediagnosticeerde dementie

Dessert:
Niet te noemen extra’s, in grote kwantiteit. Ook al vinden we dat we genoeg te verstouwen hebben gehad.

Hopelijk begrijpt u: ons bord ligt wel wat vol.

Zoek in dit menu maar eens de controle. Hoe vind ik het “hoe”, “waarom” en “hoe nu verder” uit deze menu-kaart? Hoe toets ik op “control”? Of liever “delete”?

Niet aanwezig in het keuzemenu?
Hoe krijg ik dan controle over de controledrang?

Ongeloof en bijgeloof

maart 24th, 2013

Ik herinner het me nog goed. We wandelden met mijn ouders door de Ooijpolder, een prachtig natuurgebied in de buurt van Nijmegen. We verlangden innig naar een positieve zwangerschapstest, met een baby toe.
Aan het einde van een flinke wandeling, zagen we een ooievaarsnest mét moeder-ooievaar. Heimelijk keken we elkaar aan, en hielden onze lach in, want onze kinderwens was toen nog geheim. De aanblik van die ooievaar gaf ons het gevoel dat ons kindje al bijna tastbaar was. Wat een mooie symboliek! Die maand moest het zeker lukken door het zien van de ooievaar.

Die maand bleek ik niet zwanger en de ooievaar uit mijn herinnering verdween elke maand verder en verder op de achtergrond. Naar mate de tijd verstreek, verstreek ook steeds meer het gevoel van grip op het leven. Kinderen krijgen bleek geen kwestie van korte tijd dromen en hop, daar is je baby. Er moest uiteindelijk zelfs een ziekenhuis aan te pas komen om ons op weg te helpen.

Ondanks mijn volstrekte ongeloof in bijgeloof, maakte ik steeds vaker bruggetjes tussen gebeurtenissen en zwangerschappen. Het bleef niet bij alléén verstandige dingen om te doen, zoals geen alcohol gebruiken, genoeg lichaamsbeweging, niet teveel koffie, gezond eten. Ook volstrekt irrationele handelingen werden in mijn hoofd tot zwangerschapsgarantie verheven. Ik deed álles om de kans zo groot mogelijk te maken. Elke maand weer een nieuwe, volstrekt onzinnige, handeling om zeker te stellen dat ik die maand ècht zwanger werd. Op een bepaald moment vouwde ik zelfs de was telkens op een bepaalde manier, omdat ik stiekem had besloten dat ik daardoor de kansen met 100% vergrootte.

Symbolen voor het geluk dat ons die maand ten deel zou vallen zocht ik op de gekste plaatsen. Het hielp uiteraard nooit.
 Achteraf bedacht ik dat de symboliek die ik zo lang overal in zocht, nooit had gewezen op de feitelijke kinderloosheid die ons te wachten stond. Ik zocht succesloos naar symbolen of dingen die me de grip op het zwanger worden teruggaven en succes garandeerde.

Inmiddels zoeken we de symboliek elders. We kregen uiteindelijk zeven miskramen. Miskramen worden overal ter wereld gesymboliseerd met vlinders. En opnieuw is daar de symboliek. Terwijl onze zeven zwangerschappen als vlinders uit ons leven fladderden, en de diagnose MS fladderde juist naar binnen, bleek het logo van het MS-fonds een oranje vlinder te zijn.

Onze wensdochter zou Niké hebben geheten. Als je Niké in Google Afbeeldingen opzoekt, zie je het beeld van “Niké van Samothrake”, de godin van de overwinning. Een prachtig vrouwenfiguur met vleugels. Het vrouwenbeeld mist echter haar hoofd, dat, volgens Wikipedia, de loftrompet had moeten blazen. 
Ik denk dat ik de symboliek hiervan niet hoef uit te leggen. Die schrijft zichzelf.

ToekoMSt

maart 9th, 2013

Op mijn werk word ik gewhats-appt door mijn man. Of ik hem even wil bellen, met tussen haakjes “goed nieuws”. Ik bel hem zo snel ik kan want ik barst van nieuwsgierigheid.

Hij vertelt me blij dat de gemeente onze aanvraag voor zijn supersonische elektrische rolstoelwielen heeft goedgekeurd. Ik heb het totaal niet durven hopen en ik kan wel gillen van blijdschap!

Ik fantaseer meteen een eind weg over alle mogelijkheden die ons nu aan zijn wielen en mijn voeten liggen: leuke kleine stadjes ontdekken, kroegjes leren kennen, samen ergens heen waarbij hij zichzelf kan voortbewegen! Wat een heerlijke vrijheid voor ons beiden!

Het idee dat die wielen ons weer een groot stuk vrijheid gaan geven, geeft een heerlijk gevoel. Ik kan m’n geluk niet op en ook René is uitgelaten blij!

Na ons korte, goed-nieuws-telefoontje, duik ik weer in het werk. Al snel voel ik me eigenlijk een beetje…., tja,… unheimisch. Ik probeer te achterhalen wat dat gevoel nou te weeg heeft gebracht.
Tot mijn eigen grote verbazing, moet ik concluderen dat ik het moeilijk vind om de verdrietige fase van René’s diagnose steeds verder achter ons te laten. Idioot lijkt het, en ik ben eigenlijk met stomheid geslagen door die gedachten. Het lijkt wel of er een soort vertrouwdheid is gekomen met het verdriet! Dat zag ik niet aankomen!

Bij dat groeiende besef, schaam ik me een behoorlijk eind in de ruimte. Ik wil van mijn lang-zal-ze-leven niet zo’n zure zeikerd worden die alleen nog maar in ellende kan denken en die alle gesprekken terugbrengt naar het enorrrme leed dat is geschied. Maar nu ik merk dat ik toch een soort van afscheid moet nemen van het verdriet, bekruipt me heel stiekem de angst dat ik de weg van de verzuring allang ben ingeslagen.

’s Avonds vertel ik met het schaamrood op de kaken aan manlief wat me vandaag inviel. Hij, daarentegen, vertelt zonder enige schaamte dat hij hetzelfde voelt. Stomverbaasd hoor ik aan dat ook hij enerzijds dolgraag weer als vanouds van het leven wil gaan genieten. Hij wil die MS als bondgenoot zien en meenemen om uit het leven te halen wat er te halen valt, maar van de andere kant is hij ook bevriend geraakt met het verdriet van die MS.

Ik merk een grote opluchting bij mezelf, en wanneer ik in bed lig en de film van de dag nog eens aan me voorbij laat gaan, bedenk ik dat ik samen met mijn lieverd, hoe dan ook, ga genieten van ons leven. Dat we daarnaast vast en zeker samen heerlijke zure zeikerds zullen worden, kan me niet verrekken. Wat er ook gebeurd: als het maar met hem samen is.

Verwondering

februari 9th, 2013

Een bevriende collega is een soortgenoot. Iemand van mijn eigen planeet. Ze spreekt dezelfde taal. Zij is namelijk ook ongewenst kinderloos. Om maar in de juiste terminologie te blijven: wij waren zelfs nog maar kleuters in de MMM, ofwel medische mallemolen in vergelijking tot haar. Ons hele traject duurde 4 jaar, waarvan 2,5 jaar MMM. Dat van haar duurde 19 jaar, waarvan ook 19 jaar MMM. Om een medische reden mocht zij zelf niet zwanger worden, zo was op haar 21e bekend geworden. Dit bleek maar liefst 15 jaar later ongegrond, toen ze dus al 36 was.
Uiteindelijk lukte het nog niet van nature en bleek IVF niet aan te slaan. Toen ze veertig jaar was en drie heftige maar onsuccesvolle IVF-pogingen achter de rug had, gooide ze samen met haar partner de spreekwoordelijk handdoek in de ring.

Wij gingen hen wat dat betreft slechts drie maanden voor, dus we zaten volledig op één lijn. Het verdriet was hetzelfde. We spraken dezelfde taal en konden de ander, zonder al teveel woorden, precies begrijpen. In al het geweld van nèt weten dat je definitief nooit kinderen gaat krijgen, was het contact met haar een verademing. Herkenning!

We zijn inmiddels ruim drie jaar verder. Kort geleden stond ze op mijn voicemail. Haar stem klonk vreemd. Ik belde haar terug en te horen wat ze op haar hart had. En toen zei ze: “Anouk… Ik ben zwanger.”

Ik was ongeremd en ongekwetst, vollédig blij voor haar! Ze was 43 en zwanger! Onverwacht zwanger, na 19 jaar dokteren, zoeken, denken, plannen, wanhopen en drie jaar definitief gestopt, was ze volledig uit het niets, zomaar zwanger!

Ze durfde zelf haar blijdschap nog helemaal niet te voelen, en dat begreep ik. Het was ook niet te bevatten. Ze hadden, net als wij, gekozen voor een ander leven. Geen kids, dan een ander huis, een nieuwe studie, en andere plannen. En daar meldde zich, na 22 jaar, ineens een heel klein wondertje. Ongelofelijk!

Toen het nieuws eenmaal bekend werd op de werkvloer, werd er uiteraard met verwondering en blijdschap over gesproken. Veel collega’s waren op de hoogte van de situatie en haar grote wens die niet was uitgekomen. Iedereen was overdonderd maar blij voor haar.

Meteen kwamen verschillende collega’s met de alom bekende theorieën waar ik me altijd zo aan heb geërgerd. De goedbedoelde maar eigenlijk vernederende en beschuldigende verklaringen. “Ze had het eindelijk kunnen loslaten en was dáárom, 3 jaar nadien, toch gewoon spontaan zwanger geworden”.

Ik snap gewoon niet waarom mensen altijd van dit soort domme beschuldigingen uiten. Waarom mag het niet gewoon een gelukkig wonder zijn? Waarom geen puur gelukkig toeval?

Die zinloze verklaringen zijn kwetsend en onwaar. Wees toch in vredesnaam gewoon ongelofelijk blij dat dit mocht gebeuren, zonder meteen de vinger te wijzen. Als ‘ontspannen en loslaten’ de weg naar een succesvolle zwangerschap was geweest, hadden al die gynaecologen ons “onvruchtbaren” wel op vakantie gestuurd, in plaats van dure, grensoverschrijdende behandelingen op ons los te laten.

Mensen, wees blij en verwonder je, zonder die juist verwondende verklaringen.

Lichtpuntjes

november 28th, 2012

Toen wij ons eerste jaar van definitieve kinderloosheid naderde, wilde ik een ritueel doen. Een soort markering, waarmee we een verdrietige tijd konden afsluiten, onze zeven “vlinders” een soort groet konden brengen en ze vrijlaten, ze zien wegvliegen. Hen, èn ons, de ruimte geven en een nieuw leven starten.

Ik vond de symboliek van zeven luchtkandelaars wel mooi. Heel onromantisch bestelde ik een doos van 10 stuks op internet en plande om op 10 juli 2010 onze 1e kinderloos-verjaardag te vieren.

De dag naderde. Maar ik merkte dat ik steeds meer reden zocht om mensen niet uit te nodigen voor ons gewichtige moment.

Kort ervoor boekte ik gauw een weekend weg, precies op 10 juli. Ik nam de luchtkaarsen niet mee. Ik vergat ze, heel toevallig.

Inmiddels zijn we al vijf maanden na de derde verjaardag van onze definitieve kinderloosheid, en de kaarsen zijn nog prachtig ingepakt in de doos waarin ze werden bezorgd. Ik kan nog steeds geen afscheid nemen. De gedachten aan die zeven mooie kaarsjes die van mij wegvliegen…. Nee, dat is me zelfs nu nog, veel te werkelijk. Misschien ooit, misschien dit decennium nog, maar nu is het nog steeds te vroeg…

Geen kunst?

november 26th, 2012

Ik heb een denk-uitdaging voor je.

Stel dat je jouw eigen leven moet symboliseren met een prachtig voorwerp, wat voor een voorwerp zou dat voor jou dan zijn?
Het hoeft uiteraard geen bestaand voorwerp te zijn. Het is jouw leven, jouw fantasie.
Maak in gedachten maar eens een prachtig voorwerp wat voor jou de symboliek van jouw leven, jouw toekomst mag dragen.
Probeer je er maar eens een helder beeld voor jezelf van te maken: welke vorm heeft jouw voorwerp? Van welk materiaal is het gemaakt? En hoe groot is het? Hoe voelt het aan je handen? Waar staat het, en hoe?

Welke temperatuur voel je als je het aanraakt? Hoe voelt de buitenkant? Heeft het bijvoorbeeld reliëf of is het juist glad?
Bekijk jouw voorwerp maar eens goed van alle kanten en ervaar maar eens wat het met je doet als je er zo naar kijkt. Wat is het mooiste deel voor jou? En wat maakt het voor jou zo waardevol?

Mijn voorwerp is een combinatie van glas en keramiek. Het is voor mij niet in 1 materiaal te vangen omdat het meerdere kanten kent: stevige kanten die tegen een stootje kunnen en kwetsbare stukken die goed beschermd moeten worden. Het heeft veel glooiende en bochtige vormen, en is nergens hoekig. Het heeft warme, maar duidelijke en ook vrolijke kleuren en voor mij is het iets waar je naar blijft kijken, alsof je er telkens weer iets nieuws aan kunt ontdekken.

Stel je nu eens voor dat jouw voorwerp met (tegen-)slagen kapot zou gaan. Wat zou je daar dan van vinden?

Zou je na die klap de brokstukken weer in elkaar proberen te plakken in de hoop dat het lijkt op het oude prachtstuk dat het was? Of zou je de boel bij elkaar vegen en het weggooien, om vervolgens een nieuw levenswerk in elkaar te zetten?

Ik heb ervoor gekozen om met de oude brokstukken te werken maar niet te verwachten dat het lijkt op het oude. De brokstukken zijn veel te mooi om weg te doen.

Bijgeloof heb ik niet. Ik geloof er niet in dat scherven geluk brengen. Wel geloof ik dat je op de scherven van je leven een nieuw bestaan kunt opbouwen. Het ziet er alleen anders uit. Het is in mijn ogen een mozaïek van alle geliefde onderdelen van voorheen. En ondanks dat mijn nieuwe mozaïek niet is wat ik voor ogen had, is en blijft het mijn eigen kunstwerk.

Piek-er

november 9th, 2012

Het is weer november en de dagen vliegen voorbij. Maar november betekent bijna december en december is dé maand… Voor bijna iedereen een feestmaand. Voor mij een maand vol pijnlijke momenten. De maand waarin ik mijn ruime en praktische washok weer ervaar als de kamer waar hij aanvankelijk echt voor was bedoeld: de kinderkamer.

December nadert en ik hou mijn hart vast als ik de brievenbus hoor klepperen.
Vrijwel elke dag is het wel een keer raak: de folders met perfecte peuters met hun speelgoed. Het lijkt of ze het er om doen, de makers van die folders. Ze plaatsen mijn wensdochter op de vertederende Skippykoe en daar zie ik mijn zoon met het Nijntje Buggy Boekje. Het zijn echter niet mijn kinderen, maar een pijnlijk gelijkende afbeelding van het kind dat ik had moeten krijgen. Het kind dat in mijn nooit-geworden-washok had moeten spelen.

Na het zien van de folders ben ik van slag, wetende dat het ergste nog moet komen. Hetgeen waar alle folders om draaien: Sinterklaasavond.
In elke winkel, op iedere straathoek, maar het ergste nog: in mijn hoofd, zie ik kinderen, met blije gezichtjes, verwonderd over al dat mooie speelgoed en die lekkere verwennerij.

Het wordt uiteindelijk 5 december en uit ervaring weet ik dat verschillende buren die avond Sinterklaas op bezoek hebben. Het bonzen op de voordeur door de zwarte pieten, de blijdschap van kinderen om hun kado’s en de lekkernijen, alles is hoorbaar, zichtbaar, voelbaar.

En wanneer Sinterklaas weer met stille trom vertrokken is, wacht de kerst, de boom en het moment van het optuigen daarvan. Maar bij ons geen moment van adoratie en verwondering wanneer de lampjes in de boom voor het eerst aangaan. Geen kind dat zelfgemaakte kerststukjes in de boom kan hangen. Geen piek in de boom maar slechts gepieker bij de boom.

Ik betrap me erop dat ik dat de specifieke momenten gewoon wegmoffel. Geen oh’s en ah’s bij het plaatsen van de piek, geen chocomel, geen speculaas. Gewoon even tussen neus en lippen door die boom optuigen. Als de lege kerstballen-dozen nog staan, en het kartonnetjes waarop de kerstlampjes gedraaid waren er nog liggen, steek ik bij daglicht gauw de stekker van de lampjes in het stopcontact. Ik probeer niet te denken aan al die jaren waarin we bij de boom stonden en tegen elkaar zeiden dat dit misschien wel de laatste keer was dat we dit met zijn tweeën deden, niet wetende wat er komen ging. Of liever, wat er juist niet komen ging.

Als de avond valt, is de kerstverlichting allang aan en kan ik het moment negeren waarop in mijn gedachten de pretlichtjes in de ogen van mijn wenskinderen vertaald zouden worden in de lichtjes in de boom.

Met oud en nieuw knallen wij niet alleen het nieuwe jaar in. We nemen afscheid van het oude jaar, maar vooral van de laatste maand. Ik heb weer 11 maanden respijt.

Taalbarrière

oktober 20th, 2012

Toen we nog tevergeefs bezig waren om ouders te worden, kregen we vaak, ongevraagd, advies. “Doe gewoon IVF!”, “je kan toch gewoon een kind adopteren”, “je mag de mijne wel een weekje lenen” en “neem anders gewoon een hond”, waren voor ons, en andere ongewenst kinderlozen, op z’n zachtst gezegd als een splinter in het onwelwillende vlees.

Nu wij te maken hebben met een chronische ziekte in ons leven, namelijk de progressieve MS van m’n lief, is dit al niet anders. Als mensen me vragen naar de stand van zaken, verwacht ik als respons ècht geen oplossing. Die is er namelijk niet. Net als bij dat medische mallemolen-traject, komen mensen dan ineens met opmerkingen die tot verbetering of inspiratie zouden moeten leiden. “Kan je man niet gewoon méér koffie drinken?” als ik vertel over zijn allesoverheersende, intense vermoeidheid, of “nu heeft hij gewoon lekker de rest van z’n leven vakantie”, als het gaat over het feit dat hij 100% is afgekeurd door de UWV-arts. Ook een opvallende: “Oh, dat lijkt me best ‘a-relaxed’, als je niet meer dan 50 meter kan lopen” en als klap op de vuurpijl nog: “jullie moeten gewoon bij de dag blijven, en niet vooruit kijken”.

Die laatste lijkt niet zo erg. Is het in feite ook niet. Het zou maar zo kunnen zijn dat ik die opmerking zelf ooit tegen iemand gemaakt heb. Maar om heel eerlijk te zijn: juist het niet naar de toekomst kunnen kijken, geen grote plannen kunnen maken omdat je niet weet hoe het allemaal gaat lopen, dat is de grootste gevangenis. Het is als een ruimte waarin je net niet rechtop kan staan. Je zit warm en droog binnen maar op den duur vervloek je dat eeuwige lage plafond en wil je naar buiten om je in de kouwe regen uit te strekken, armen in de lucht en de ruimte om je heen te voelen, zonder dat die aanraakbaar is.

Wanneer iemand me, vol vriendelijkheid pijnlijk advies geeft, realiseer ik me dat zo’n pijnlijke opmerking niet alleen goed bedoeld is, maar ook erg snel is gemaakt. Hoe vaak zou ik in mijn leven al pijnlijke opmerkingen hebben gemaakt, puur goed bedoeld? Hoe vaak hebben mensen mijn pijnlijke woorden weggeslikt? Ik probeer dan ook het gezegde in me op te nemen, maar dan overgoten met mijn eigen vertaling: “ik gun jullie een fijner leven dan dit, maar ik heb het niet te verdelen”. Ik wil graag geloven dat dat juist is wat er feitelijk wordt bedoeld.

Zonnestraaltje

oktober 9th, 2012

Na een ochtend zitten niksen op mijn werk met het aanpandige schuldgevoel, is het tijd om op huisbezoek te gaan bij een patiënte. Ik sleep me van mijn bureaustoel naar mijn fiets en weet dat het eigenlijk maar goed ook is dat ik een patiente moet bezoeken, want anders was er de hele dag weinig zinnigs uit mijn handen gekomen.

Het einde van de zomer nadert en het is fris maar mooi weer. De zon staat al laag en maakt lange schaduwen.

Op de fiets richting mijn patiënte, probeer ik van de kluwe van zorgen en gedachten een overzichtelijk pakket te maken. Dat lukt me niet want ik hop van de ene gedachten op de andere.

Terwijl ik in een nieuwbouwwijk door een strak ingeplante bomenlaan fiets, bedenk ik dat ik zelfs door deze strakke bomenlijn het bos niet meer zie. Als een stuiterbal knallen de gedachten door mijn hoofd, en de bijkomende regenboog aan gevoelens mengen zich al snel tot één grote grijze brij van somberheid.

Zo piekerend en wel, beland ik achter een fietsende moeder met een kindje achterop. Het kind heeft ook het effect van de laagstaande zon ontdekt. De bomenrij van het laantje dat we doorkruisen is voor haar een paradijs van dansend licht. Ze bespeelt de stralen als een harp. Ze vangt ze en stopt ze in haar jaszakje. De gedachten aan dat meisje dat vanavond misschien verwachtingsvol in haar jaszakje zal kijken of de zonnestraaltjes zich misschien nog even van hun beste kant zullen laten zien, vertederen me diep.

De zonnestralen raken mijn getinte glazen. Ik zet mijn zonnebril af en fiets, met mijn gezicht in de zon, naar mijn patient, die ik van een zonnig humeur ga voorzien.

Facebook

september 15th, 2012

Zaterdagochtend, en na de ontbijtboel lekker met mijn iPad op schoot Facebook’en. Omdat ik regelmatig een lichte irritatie hoor in de stemmen van vrienden en vriendinnen “want ik heb nog niet gereageerd op de toch uiterst schattige, koddige, mooie, guitige en fabelachtige foto’s van hun kroost”, neem ik me voor, mijn hypermoderne vriendenplicht te doen.

Vervolgens worstel ik me door foto’s van baby’s, huilende baby’s, lachende peuters, peuterende kleuters. Door alle ‘al bijna opbollende buiken’, simultaan duimende tweelingen, en de zwangerschapstesten die “na 4 lange maanden wachten eindelijk positief ” werden.

Mijn temperatuur stijgt, terwijl het buiten al herfst is. Het kookpunt is binnen handbereik wanneer ik word verzocht de 3D-echo te inspecteren om te zien of er ’n zoon of dochter wordt verwacht, maar na de vraag of ik de naam wil raden, is het voor mij wel welletjes. Ondanks dat ik het heel goed begrijp, ga ik op zoek naar het juiste respons.

Na even zoeken heb ik het gevonden. Ik stuur een mail en vertel aan al mijn volgers dat ik mijn Facebook-account stop. Vanaf nu ben ik telefonisch bereikbaar voor een goed gesprek. En nee, we gaan geen Skype installeren.

Gepland

augustus 26th, 2012

Laatst bezochten we de Intratuin in een dorp hier vlakbij. Manlief in de rolstoel, en ik duwen. Gelukkig was er een lift naar de verdieping waar de artikelen verkocht werden die wij zochten. De lift was onhandig, want de deur moet worden opengehouden terwijl ik die loodzware rolstoel duwde. Ach, met een beetje emotionele flexibiliteit kan je hier nog wel om lachen. Hoe onflatteus je staat te klooien met een zware liftdeur die je met je kont openhoudt, terwijl je de onhandige draaicirkel van de rolstoel probeert te coördineren, luisterend naar de gênant piepende banden van de leenrolstoel op de gladde vloer van Intratuin.

Het is in onze ogen al heel wat dat er leenrolstoelen staan. Waar echter geen rekening wordt gehouden, is dat de stoelen daadwerkelijk worden gebruikt. Je moet dus al slalommend, met een hufterproof leenrolstoel op, iets wat vergelijkbaar is met rupsbanden, tussen rekken, planten en winkelende senioren door, die meewarig knikken naar mij als barmhartige Samaritaan dat ik ‘die arme gehandicapte’ uitlaat.

Wanneer we opgelucht klaar zijn om naar huis te kunnen, zie ik een vrouw van mijn leeftijd met een maxicosie-op-wielen. Ze staat voorovergebogen met de grootste glimlach naar haar levende parel te kijken, waarna ze de moderne, verrijdbare wieg weer voortduwt.

Tja. Een aantal jaar geleden was ’t mijn planning om zo’n burgertrut te worden. Naar de intratuin met ons kirrende kindje in een maxicosie, en een bollend buikje met nummer twee. Met opnieuw heel veel fantasie en emotionele flexibiliteit komen we aardig in de buurt. Wij mogen ook uit met een karretje. Ik duw namelijk de rolstoel van mijn man, en dat met een dikke klomp in mijn maag.

Stekeligheden

december 5th, 2011

Pas geleden droomde ik over een doos. Een doos die op een tafel stond. Ik kon niet zien dat het een doos was, maar ik wist het, want zo gaat dat in dromen.

Ik keek naar die doos van achter een dikke, beschermende ruit. Alsof het iets met die doos was, waartegen ik beschermd moest worden. Maar ik voelde geen angst, integendeel.

De doos was verpakt in meerdere lagen van dat bruine, stevige pakpapier. Ik kwam voorzichtig dichterbij en toen zag ik dat het pakpapier was gescheurd. Ik kwam dichterbij om te kijken of ik, door de scheur heen, al meer van de inhoud kon zien, maar dat lukte niet.
De geheimzinnigheid rond die doos maakte de inhoud des te gewichtiger. Ik maakte de meerdere lagen bruin papier voorzichtig en geduldig open. Eronder werd het karton van de doos langzaamaan zichtbaar. Ik zette de uitgepakte doos op tafel. Voorzichtig tilde ik de deksel van de doos.
Tot mijn verbazing zat er in de doos een klein egeltje. Het beestje keek me afwachtend aan. Daar stond ik dan, met die doos en dat kwetsbare diertje. Het riep een grote, liefdevolle beschermingsdrang bij me op.

Nadat de wekkerradio me wekte met werkelijk nieuws, bleef de droom tot in detail bij me in gedachten. Het riep herinneringen op aan vroeger.
Ik herinner me alleen nog een paar details van die ene dag. We wandelden in het bos, mijn ouders, mijn broer en ik. Het was herfst maar een prachtige dag. Zo’n dag waarbij je na zo’n lekker koude wandeling een kop hete chocomelk drinkt, het liefst met speculaasjes om te dopen.
Aan het einde van de wandeling, vlak voor we terugkwamen bij de auto, moesten we een weg oversteken. Op de weg lag een doodgereden egeltje. Ik herinner me hoe erg ik het vond dat die egel daar, platgereden, lag. Hoe het zo uit het leven gerukt was, terwijl dat duidelijk niet de bedoeling was geweest. Hij wilde immers oversteken om aan de andere kant van de weg het andere deel van het bos te besnuffelen.
Mijn vader legde uit dat de egel zich waarschijnlijk had vergist. De egel was overgestoken, met zijn stoere stekels op zijn rug. De egel voelde zich zo sterk, want hij hoefde zijn stekels maar op te zetten en geen beest kon hem aan. Niets kon hem gebeuren, had de egel gedacht. Pappa legde uit dat de egel niet gerekend had op een grote auto met dikke banden. Daar waren zelfs zijn sterke stoere stekels niet tegen bestand.
Ik herinner me dat het verhaal van mijn vader me goed deed. Waarom precies dat weet ik niet meer. Terugdenkend is het misschien geweest dat de egel zich stoer en sterk had gevoeld. Als dat zijn laatste gedachten waren geweest, dan moet dat heel fijn zijn geweest.

Nadat ik de wekker uitgezet had, bleef nog lang in bed liggen. Ik kon de egel van de nacht nog niet afstaan aan de dag.

De egel leek mijn leven te symboliseren. Mijn moederschap, en een gezond en ongedwongen leven met mijn lieve man waren als de egel op de weg. Vermorzeld en platgereden.
Bij dat besef, realiseerde ik me de gewichtige verschijning van de egel in de doos, in mijn dromen. De enorme beschermingsdrang van dat kwetsbare leventje.

Tegen mijn wil in, brak de dag aan en ook een nieuwe avond volgde. En bij het afsluiten van ons huis tegen de buitenwereld voor de volgende nacht, riep mijn man me bij zich en wees naar buiten. Hij sloeg zijn warme arm om me heen en wees naar onze tuin. Ter hoogte van de voordeur, in het gras, kwam een prachtig klein egeltje voorbij.

Bittere pil

oktober 8th, 2011

Zaterdagochtend. Manlief wordt wakker met hoofdpijn, misselijk en braken. Maar dit is niet de eerste keer. En ook niet de tweede.
Telkens komen we tot de logische slotsom: zijn klachten het gevolg zijn van een stressvolle tijd; de zeven miskramen en aansluitend de definitieve kinderloosheid, het vinden van nieuw baan na een akelige tijd bij zijn vorige werkgever. Stress was een heerlijke kapstok en een prima verklaring voor zijn veelvuldige en sterk uiteenlopende klachten. Een tintelende hand, ’n genant moment van in zijn broek plassen; we dachten nooit aan een mogelijke link. We zeiden vaak: “als je daar eind van de week nog last van hebt, moet je misschien even naar de huisarts”.

Maar die huisarts bezocht hij nooit, want aan het einde van de week hoorde ik hem niet meer over de klacht, en waren er weer belangrijke zaken die ‘nu even voorgingen.’

Zaterdag 18 december 2010. Opnieuw ziek. Mijn eerst ergernis duurt even voort, tot ik zie hoe ongelofelijk beroerd hij zich voelt.
Die avond hebben we kaartjes voor het theater, waar we met vrienden naar toe gaan. Uit schuldgevoel over zijn vele ziek zijn, veinst René “dat het met een paracetamolletje op vast wel gaat”. Ik lieg mezelf voor dat het snel weer over zal gaan, zoals de vele andere klachten.

Maar de vrienden valt het ook op dat René anders is dan anders. Hij is stil, afwezig, en loopt ook als een, tja, waar leek het op? Nergens op, eigenlijk.

In de dagen daarna, zieker en zieker. Het blijkt dat René niet meer vaag ziet met 1 oog, maar hij ziet dubbel. Hij braakt, en braakt, ook al is zijn maag leeg. Hij loopt ontzettend vreemd en valt. Ik maak me enorme zorgen.

Vrijdag 24 december 2010 stuurt de huisarts René met wat pilletjes tegen de misselijkheid naar huis, en hij moet ‘even bloed prikken’. Ook zal hij worden verwezen naar een neuroloog “maar dat kan even duren”. Ik zie dat dit een verkeerde beslissing is. Hij is tè ziek en hij wordt steeds zieker. Dit kan nìet wachten.

Met kerst kan René alleen maar liggen, braken en dubbel zien. Op de spoedeisende hulp aangekomen, kan René de meest simpele opdrachten niet uitvoeren. Geen vinger naar het puntje van zijn neus. Niet rechtop staan zonder steun, of überhaupt zelfstandig lopen.
De CT-scan geeft geen duidelijkheid. Goddank is er geen sprake is van bloedingen of tumoren. Een MRI-scan volgt, evenals een lading andere testen.

Dinsdag 4 januari 2011. De neuroloog vertelt ons wat de MRI heeft uitgewezen. Een bittere pil slikken we weg. Na al het verdriet van onze miskramen en onze ongewenste kinderloosheid, wilden wij gaan genieten van een actief leven met zijn tweeën. Maar René was niet zomaar telkens ziek. Het was geen stress of psychisch probleem, geen ‘weg te praten’ verdriet. De diagnose is onmiskenbaar en onherroepelijk. René heeft MS.

Blije boodschap

oktober 8th, 2011

Opnieuw een periode van de ene zwangerschapsmelding na de andere. Bij elke blije boodschap, is het of ik een stapje terug in het proces van verwerking ga.

Ik moet naar de supermarkt maar zie er als een Mount Everest tegenop. Daar aangekomen, baan ik me een weg tussen de moeders met kinderwagens. Ik ruk zo snel mogelijk alles wat ik nodig denkt te hebben uit de schappen. “Zo snel mogelijk die winkel uit”, is alles wat ik denk.

Bij de kassa aangekomen weet ik niet hoe gauw ik mijn boodschappen op de afruimband moet kwakken. Ik wil mijn portemonnaie uit mijn zak trekken, maar het enige dat erin zit, is een verhabbezakt boodschappenlijstje van lang geleden.

De kassière kijkt me verveeld en geïrriteerd aan. Ik slik mijn tranen weg, excuseer me veel te vaak, en zeg 5 keer dat het zo stom van me is. Iedereen kijkt me aan wanneer ik alles achter “het hekje” (voor portemmonaie- en pincode-vergeters) zet. Nu moet ik dus opnieuw naar huis, en nog erger, nóg een keer deze vreselijke exercitie. Het verlangen om onder mijn dekentje op de bank te kruipen is immens.

Ik hol zo gauw mogelijk op en neer en kom dus voor de 2e, en dus ook 3e en 4e keer langs de wegwerkers, die het schijnbaar hilarisch vinden dat ik ze al voor de zoveelste keer vandaag passeer. Ze zien wel aan mijn gezicht dat het beter is om me géén zogenaamd geile opmerking toe werpen. Vervolgens realiseer ik me dat ik momenteel echt geen ‘catch’ ben, wanneer ik briesend mijn onelegante boodschappentas met onhandig lang handvat naar huis zeul.

Het kan me niet schelen. Naar huis, en wel zo snel mogelijk. Al moet ik een mammoet in die tas meesleuren. Ik wil NU naar huis!

Thuis gekomen voel ik me zó incapabel. Zó naar. Zó ongeschikt en onflatteus. “Die spreekwoordelijke mammoet die ik meegesleurd moet zien te krijgen, ben ik zelf!”, sis ik mijzelf toe. Meteen besluit ik om maar weer te gaan streng te gaan lijnen.

Later, wanneer de bui wat is gezakt, vraag ik me af waarom die blije boodschappen toch vaak dit vernietigende effect op me hebben. Wat zou ik gedaan of gezegd hebben als ik mijn beste vriendin was? Ik zou haar geknuffeld hebben, een warm bad hebben laten vollopen, lekker badzoutje erin, koppie thee erbij en een lief kaarsje aan. Ik zou juist lief voor haar zijn, en haar overtuigen dat kritiek niet verdiend en ook niet helpend is.

De ongezouten zelfkritiek maakt plaats voor bruisend badzout in een heerlijk helend heet bad, en wanneer ik mezelf daarin laat glijden, glijden de blije en minder blije boodschappen van de dag langzaam van me af.

Groen licht

oktober 7th, 2011

Op de fiets op weg om aan me te laten therapeuteren, probeerde ik mijn gepieker te stoppen met muziek op mijn iPhone. Koptelefoontje op, shufflestand en in gedachten meeblèren, zodat andere piekergedachten geen kans krijgen.
Het is een aardig eindje, al is dat voor mij geen probleem. Ik fiets graag, dus die 17 km heen en ook weer terug wanneer ik door de emotionele wringer ben gehaald, zijn geen probleem. Lekker uitwaaien, bij voorkeur in een zacht zonnetje, zonder jas en een klein briesje wind mee.

Toen ik stopte bij het stoplicht op de grote kruising in het dorp, stonden er twee leuke jonge vrouwen. Ze kletsten gezellig, en beiden een magnifiek peutertje op de arm. De één ’n jongetje met prachtig krullend haar, dat perfect om zijn gezichtje viel. De ander een prachtig blond meiske met het schitterendste engelensnoetje.
De rust die het viertal uitstraalde, het genot van die kleintjes, daar lekker op de arm bij hun mamma’s, de vertrouwdheid met elkaar; het was prachtig en puur. Het stopte het gepieker voor een heerlijk moment van innerlijke rust.

Uiteraard schoot daarna ook door mijn hoofd dat ik daar zelf graag had gestaan met mijn mooie kind op de arm, in het zonnetje, en met een vriendin die dan met háár kind net zo genoot van dit gedeelde moment. Maar toch was ik deze ene keer even géén kinderloze moeder. Ik zag deze keer niet mijn eigen wenskind op andermans arm of mijn kind bij de verkeerde moeder en met de verkeerde naam. Het was hún moment, waar ik van kon genieten, terwijl ik er geen deelgenoot van was.

Bij het op groen springen van het verkeerslicht, sprong mijn gedachten ook een hopje verder. Zonder dat iemand het wist, waren deze twee kleintjes, héél even, mijn eigen kleine therapeuters.

Heilig huis

oktober 7th, 2011

In de vrije uurtjes die we hebben, fantaseren we er lustig op los. In februari 2011 is het zover, dan betrekken we onze woondroom. Na een periode van bezinning over de toekomst van ons nieuwe leven, hebben we dit met zorg en liefde uitgekozen. De leegte die het ongekoze kinderloze bestaan heeft gecreëerd, is door ons binnenstebuiten gekeerd, besnuffeld en besproken. We kwamen tot de conclusie dat we een nieuw bestaan wilde opbouwen in een mooi, landelijk gelegen dorp dat rust uitstraalt. En ‘katsjingggg’, gevonden!
We rijden er regelmatig langs om even de droom te onderstrepen. We maken foto’s van de sticker ‘verkocht’ op het makelaarsbord, voor de andere momenten wanneer we even bevestiging zoeken van het feit dat dit echt gaat gebeuren.

De verkopers hebben aangegeven pas medio februari 2011 te kunnen verhuizen. Aanvankelijk gingen wij er vanuit dat dat zou komen door de feestdagen. Je wilt immers niet je huis in dozen stoppen terwijl je kerstdiner staat aan te branden. De makelaar wist ons echter, ongevraagd, mede te delen dat ze zoveel tijd nodig hadden omdat ze graag in dit huis wilden bevallen van hun tweede kindje.

Ja hoor, daar we zijn weer. Ik prop een denkbeeldige kleerhanger in m’n mond om een positieve reactie te kunnen afdwingen. “Wat leuk! Tuurlijk begrijpen we dat! Bevallend-en-wel tussen de verhuisdozen is natuurlijk geen optie”, zeggen we tè overdreven breed glimlachend en volstrekt ongemeend. De geesteswond die deze klap heeft nagelaten, verdiend een psyche-pleister van wereldformaat.
Mijn meteen opkomende angst wordt nog even tegengehouden door mijn boosheid en irritatie dat de verkopers dat toch gewoon ergens anders hadden kunnen doen. Waarom moet dàt nu precies in òns nieuwe huis?!
De boosheid gaat ten onder terwijl de angst overwint. De visioenen van die pasgeboren baby met de bijbehorende Zwitsal-damp laten een voetafdrukje na op mijn ziel.

Even had ik de hoop dat ons nieuwe huis als een schild zou dienen. Onze mooie nieuwe vesting tegen al ons non-babyleed. Even gloorde de hoop dat ik door deze nieuwe plek mogelijk minder gevoelig zou zijn voor het babymonster in mijn hoofd. Helaas. Als we straks de sleutels krijgen, zullen we midden in februari, de ramen open gooien en zal de geur van Zwitsal worden weggewassen door de goddelijke damp van Amoniak.

Vruchtenhagelbui

oktober 7th, 2011

Zondagochtend aan het ontbijt. Overheerlijke koffie, zalige verse broodjes, maar ik kan er niet goed van genieten. Het is weer díe tijd van de maand. Sinds mijn laatste miskraam en onze beslissing om te stoppen, tel ik nog steeds elke maand.

Mijn menstruatie is nog steeds ontzettend confronterend en elke maand moet ik weer vechten tegen de flashbacks van mijn miskramen en alle bijkomende emoties.

Het is een schitterende herfstdag. Helderblauwe luchten, bomen in hun opperste kleurenpracht, maar een donderwolk in mijn hoofd is op komst. Een wolk van dit formaat heeft de neiging niet zonder slag of stoot aan me voorbij te waaien. Hier is geen emotioneel regenpak of lekker goed ontbijt tegen bestand. Maar ik geef me niet zomaar gewonnen en verzet me met alle energie die me rest, tegen een wolkbreuk van huilbuien.

Wanneer ik uiteindelijk mijn ontbijtbord opzij schuif en snikkend in de armen van mijn man val, vraag ik hem waarom hij toch kan houden van een onvruchtbare vrouw. Zijn respons?

“Jij mag dan onvruchtbaar zijn, maar jij bent m’n eigen vruchtenhageltje”.

Nichtmerrie

oktober 7th, 2011

We kijken uit naar een weekend met onze nichtjes. Ik heb er veel zin in, want we zien ze niet zo vaak, en ze zijn beiden geweldig. Mijn man en ik praten samen heel open over wat we oplopen in het contact met kleine kinderen. Hij heeft me vertelt dat hij het vooral moeilijk vindt om te zien hoe de vaders vaderen. Hij had namelijk zelf dolgraag zijn eigen kind als een vliegtuig de kamer rondgedragen, met zijn lippen samengeperst om er een leuk vliegtuiggeluid bij te maken. Hand onder de borst, armpjes wijd, langs kasten, banken en oma’s scheren en bijna-loopings maken.
Het is volop genieten van onze nichtjes en daarmee ook volop pijnlijden. Die vertederende kindersnoetjes, de manier waarop ze met die dikke peuterknuisjes het verkeerde puzzelstukje passend maken door het in de puzzel te slaan, maar ook het feit dat “alleen tante (ik dus) de luier mag verschonen”. Zo vertederend dat mijn hart breekt.
In de auto naar huis is het in eerste instantie stil. Onze trommelvliezen geven nog een langdurige compensatiepiep door de hoge kinderstemmetjes en luidruchtig kinderspel die er urenlang op losgelaten zijn. Dan bespreken we het ene vertederende moment na het andere en met priemende tranen achter mijn ogen, biecht ik op hoe moeilijk ik kan tegen het gehuil van baby’s en peuters.

Die nacht trekt er een keur van ellende aan me voorbij. Van een afschuwelijk verlopende scheiding tot aan liquidaties, van oorlogsgebied tot naakt tussen hongerige bloedhonden. De volgende ochtend ben ik blij dat de nacht voorbij is, maar ik kan de nachtmerries nauwelijks van me afzetten. Die beelden blijven me maar bij. Goh, waar zou dat toch vandaan komen?

Warme deken

oktober 7th, 2011

Wat een genot! Na een week werken, kom ik moe maar voldaan thuis. Gauw mijn stalen ros in de schuur, regenpak uit en na ‘n warme douche kijk ik uit naar een avond met mijn man en kat. Genietend van het moment dat we tegen elkaar aan kruipen met een glaasje wijn, zeggen we gniffelend: “wat erg dat we nu niet vet chill aan het stappen zijn hè?!”, terwijl we elkaar een dikke knipoog en een kus geven.
De wereld kan me even gestolen worden. Dit is mijn moment, mijn vent en mijn avond. We zappen naar ‘the voice of Holland’, wat we vervolgens van ons eigen ongezouten commentaar voorzien.
De reclameblokken zijn zeer geschikte momenten voor tussentijdse activiteiten die het kijken van het programma anders zouden hinderen, dus wanneer mijn man gauw even een lekker warm dekentje voor ons van boven haalt, gooi en giet ik nog wat lekkers in schaaltjes en glazen.
En ja hoor. Daar heb je d’r weer. Dat mens met d’r Clear Blue digital-praatje. Hop! Daar gaat mijn moment. Het eerste moment sinds tijden dat ik even geniet, wordt bruut vergalt door het concrete beeld van een positieve zwangerschapstest, gevolgd door het gezanik dat zwanger worden beter lukt met de digitale ovulatietest.
Ik zap zo snel mogelijk weg en duim vurig dat ik op de volgende zender geen Pampers-, Olvarit-, dan wel een met baby’s doorspekte Praxis-, Spa-, of Verzekerings-reclame tref. Om nog maar te zwijgen over RTL Boulevard met dagelijks het ‘goede nieuws’ van de volgende vruchtbare BN-er, BUSA’er of B-whatever. Goddank is het tijdstip van Boulevard al voorbij, ten tijden van ‘the voice’.
Wanneer mijn man, vergezeld door ons lekkere EUR 1,50 Ikea-dekentje, naar beneden komt, ben ik mijn eerste emotie alweer te boven en wanneer ik in zijn liefdevolle armen kruip, voel ik weer dat ik zo blij ben dat wij ook met zijn tweeën heel gelukkig zijn. Zonder meer.

Onvruchtbaren

oktober 7th, 2011

In een groot overleg op mijn werk, nemen collega’s van verschillende afdelingen deel. Ik ken eigenlijk niemand, hooguit van naam. Het is een leuk èn een, om maar in de juiste termen te blijven, vruchtbaar overleg.

De sfeer is goed, en ik merk dat ik geniet van mijn deelname. Iets wat me soms kort even wijst op de wereld die niets te maken heeft met mijn kinderloosheid. Het is het andere stukje ik, dat ik soms vergeet. De juist capabele IK, die op mijn werk meer te vertellen heeft dan in de wereld van het kinderen krijgen. Ik merk op dat moment hoe blij ik ben dat ik me kandidaat heb gesteld.

Blijkbaar zijn meer deelnemers goed gemutst over hun deelname, want de sfeer is top. Wanneer de inhoudelijke kant wel zo’n beetje is afgerond, wordt er gezellig gekeuveld over andere onderwerpen. Eén dame van, ik schat, rond de 60 jaar, heeft duidelijk iets op haar hart en doet dan ook ineens, groots, haar aankondiging. “Ik heb net gehoord dat ik voor het eerst oma ga worden!”, en ze schiet vol met tranen van geluk. Iedereen is blij voor haar en ze wordt aan alle kanten gefeliciteerd. Ik doe of ik het geweldig vind dat haar dochter haar wel een kleinkind kan geven, maar ik mijn ouders niet. Ik hou in dit overleg graag mijn masker op. Maar terwijl iedereen praat over baren, gonst het door mijn hoofd dat ik maar één ding kan: onvruchtbaren.

Lief

oktober 7th, 2011

Lief klein babytje
Je was zo welkom geweest
Prachtige vlinder

Geboortepijn

oktober 7th, 2011

De geboortekaartjes stapelen zich weer op, op de tafel in de kantine van mijn werk. Ook die van door iedereen geliefde ex-collega’s, van wie de dikke-buik-foto’s altijd op het prikbord worden gehangen. Altijd wel weer een volgende bolle buik, die de vorige opvolgt. Altijd weer zichtbaar dat het is gelukt, waar ik altijd heb gefaald. De ‘dit is vruchtbare grond’-grappen zijn weer niet van de lucht, en ik bekort mijn aanwezigheid door snel nog een kop thee uit de automaat te trekken om vervolgens ongemerkt weg te glippen uit deze babypraat.

Door mijn hele medische mallemolen-traject slaag ik er niet in om bevallingsdata van anderen te vergeten. Ik weet precies hoeveel weken iemand zwanger is en wat de uitgerekende datum is. Ik weet dus ook dat al die vrouwen, met een tussenpoze van enkele dagen of weken, allemaal ‘mamma’ worden. In de aanloop naar dat moment, waar ik al die tijd als een boer met kiespijn naar uitkijk, heb ik zo veel spanning opgelopen, dat ik een dik ontstoken oog heb. Een voor mij bekende kwaal, die me aangeeft dat ik moet ontspannen. Het is alsof mijn lijf zich verzet tegen mijn inmiddels deskundige tranenwegslik-acties van de laatste tijd.

Ooit, toen wij net de medische mallemolen in doken, grapten een toenmalige jonge stagiaire en ik al zuur dat zij vermoedelijk eerder een kind zou krijgen dan ik. Tussen de vele geboortekaartjes op tafel, ligt dat van haar prachtige dochter. Het voelt als een ultieme dolksteek in mijn huilende hart.

De weg kwijt

oktober 7th, 2011

Omdat wij nu weten dat we sowieso geen kinderen zullen krijgen, zullen wij een ander leven moeten leiden dan we hadden gepland. Maar waar moet dat leven naartoe? Wie heeft er een TomTom voor ons?
‘Ik zou het wel weten hoor,’ zeggen sommige ouders lachend, zich niet realiserend dat ik me op dat moment oprecht moet inhouden om hen niet met die denkbeeldige TomTom om de oren te slaan.

Voor ons gaat het niet om een vakantie waarbij de kinderen even uit logeren gaan, zodat paps en mams een moment voor zichzelf hebben. Het gaat over een leven lang zonder kinderen. Al die mijlpalen die we moeten missen. Geen eerste keer ‘mama’. Geen eerste stapjes. Niet samen op spokenjacht zodat het kind lekker kan slapen. Geen kusje op een wondje en het is weer over. Geen ontzettend doorzichtige 1 aprilgrapjes waar je expres met open ogen intuint. Geen puberbuien, diploma’s, eerste liefdes(-verdriet), en kleinkinderen.

Ik ben de flauwste niet hoor. Natuurlijk zie ik dat een leven zonder kinderen voordelen heeft. Je houdt bijvoorbeeld meer geld over. Als ik weer eens de stad in duik om met een grote tas met kleren en rommel terug te komen, zegt mijn man heel lief: ‘Ja, het is niet dat we het aan luiers kunnen uitgeven, dus lekker van genieten, meissie.’

Nu wij op zoek gaan naar een ander huis, zeggen sommige mensen met een verwijtende ondertoon: ‘Jee, wat een enorme keet! Ja, júllie kunnen je zo’n luxeleventje wel permitteren!’ Gevolgd door: ‘Waar hebben jullie al die kamers voor nodig? Je hebt niet eens kinderen!’

Auw.

Ik kan allerlei vlotte en gesmeerde commentaren verzinnen om iemand op zijn nummer te zetten, maar na zoveel domheid en onbegrip val ik alleen maar stil. Net als mijn TomTom.

Dag kleine vlinder

oktober 7th, 2011

Fladder maar, kleine fladderaar
Fladder in de wind
Laat je meevoeren in een briesje
Lief klein windekind

Kindervrij

oktober 7th, 2011

Ik werk in een team met veel jonge vrouwen. Je kunt je kont niet keren of er komt weer iemand met ‘goed nieuws’. Slecht nieuws voor mij. Een team vol vrouwen betekent sowieso al een pauze vol gepraat over poepluiers, slapeloze nachten, tepelkloven en ‘ben jij ook ingeknipt?’. Er wordt weer nieuw HCG in de discussie gepompt met de verse zwangere erbij.

Ik kan het niet aanhoren, al zou ik wensen dat ik het van me af kon laten glijden. Het zal vast allemaal heel zwaar zijn hoor, ik geloof het echt, maar ik zou het allemaal zo graag mee willen maken. Doe mij al die kwalen maar, maar dan ook dat kind.

Zelf kreeg ik zeven miskramen. Elke keer als ik nét zwanger was, droomde ik van het moment dat ík een keer kon melden dat er goed nieuws was. Dat ik mee kon klagen, genietend van het feit dat ik misselijk was omdat ik een mensje in me had groeien. Elke keer als ik weer een miskraam had en ’n ander wel met ‘goed nieuws’ kwam, dacht ik: “voordat jij bevalt, ben ik ook weer zwanger en dan blijft het bij mij ook zitten”. Niet dus.

Tussen het geleuter over poepluiers en slaapgebrek door probeer ik zo hard mogelijk te denken dat ik ‘kindervrij’ ben. Mìjn slapeloze nachten komen niet van een kind, nee. Wel van het gebrek daaraan.

Pijn bij de tandarts

oktober 7th, 2011

Ik kom binnen in de wachtkamer van de tandarts. Er is nauwelijks plaats maar in het hoekje zijn nog twee stoelen vrij. Ik betrap mezelf voor de zoveelste keer op het feit dat ik eerst rondkijk of er misschien zwangere vrouwen aanwezig zijn. Tot mijn opluchting zie ik die niet.

Of de duvel er mee speelt, komt er nog geen minuut later een dikke buik binnen. De enige plek die nog vrij is, is naast mij. De lucht slaat uit mijn longen wanneer ik me realiseer dat dit misschien wel het meest dichtbij een zwangerschap is dat ik ooit zal zijn. De tegenstelling is compleet wanneer ik voel dat ik alles op alles zet om me te ontspannen omdat ik anders stik, daar in die bloedhete wachtkamer, zittend naast die bolle berg waar dat wezentje in groeit en de nog grotere leegte die in mijn buik prijkt.

Tot overmaat van ramp gaat de vrouw vol liefde haar babyberg zitten kriebelen en koesteren. Ik voel de misselijkheid opkomen. Misselijk van jaloezie en verdriet probeer ik dingen te verzinnen om die vrouw te kunnen haten. “Andere mensen gaan zichzelf toch ook niet zitten kriebelen in een publieke ruimte?” vliegt er al snel door mijn gedachten. Ik span me in om meer gedachten op te roepen die maar afleiden van het feit dat zij wél die buik heeft om te koesteren. Zij wél. Ik niet. Ik nooit.

Goddank schalt mijn naam door de wachtkamer. Een chagrijnige tandartsassistente redt me, zonder het te beseffen, uit mijn persoonlijke hel. Ik veer op uit mijn stoel en probeer nonchalant niet door mijn benen te zakken van ellende. In mijn hele leven ben ik nog nooit zo blij geweest om in de tandartsstoel plaats te nemen.